Aanleiding:
Er is weinig bekend over suïcidaliteit bij autisme spectrum stoornissen (ASS). In de klinische praktijk valt het op dat (geslaagde) suïcides in deze doelgroep erg onvoorspelbaar kunnen zijn. Veelal blijkt er achteraf sprake te zijn geweest van uitzichtloosheid en een langdurige worsteling met veel lijdensdruk. Daarnaast wordt ook de zogenaamde suïcide-balans gezien. Hoe hierop te interveniëren en op welke manier dit moet worden voorkomen bij deze doelgroep is nog niet duidelijk. Hoewel er een aantal wetenschappelijke onderzoeken zijn gedaan naar dit onderwerp, is er desalniettemin nog weinig bekend over prevalentiecijfers, risicofactoren, beschermende factoren en mogelijke onderliggende processen die een rol zouden kunnen spelen. Dit onderzoek richt zich op mogelijke risicofactoren, meer specifiek op persoonlijkheidskenmerken. Uit wetenschappelijk onderzoek komt namelijk naar voren dat een onderliggende kwetsbaarheid in de persoonlijkheid mogelijk een risicofactor kan zijn voor suïcidaliteit. De vraag is of deze kwetsbaarheid ook aanwezig is bij mensen met een ASS.
Doel
Het doel van huidig onderzoek is om suïcidaliteit bij ASS beter te kunnen signaleren (en te behandelen), door kennis te vergaren over mogelijke risicofactoren.
Methode
Het betreft een kwantitatief onderzoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van een drietal gestructureerde vragenlijsten, te weten de verkorte Temperament and Character Inventory (VTCI), de Beck Depression Inventory (BDI-II-NL) en de Suicide Ideatie Schaal (SSI).
Onderzocht wordt of er een verband bestaat tussen persoonlijkheidskenmerken en suïcidaliteit bij volwassenen met een ASS. Hierbij wordt met name gericht op het persoonlijkheidskenmerk ‘prikkelzoekend’, daar uit de literatuur naar voren komt dat dit mogelijk een risicofactor zou kunnen zijn. Bij de interpretatie van de gegevens wordt gecontroleerd voor depressie en verslavingsproblematiek, daar deze factoren mogelijk van invloed zouden kunnen zijn op de uitkomsten van dit onderzoek.