Behandeling van een bipolaire stoornis vraagt om een integrale aanpak van farmaceutische en non-farmaceutische therapie. In de Richtlijn Bipolaire Stoornissen (Nolen e.a., 2008) van de NVvP wordt één van deze non-farmaceutische strategieën aangeduid met de term ‘zelfmanagement’. Zelfmanagement behelst het individuele vermogen van de patiënt om, om te gaan met symptomen, behandeling, lichamelijke en psychosociale consequenties en leefstijlveranderingen die inherent zijn aan het leven met een chronisch ziekte. (Barlow e.a., 2002) Strategieën om een patiënt te leren omgaan met deze ziekte, zoals LCM, signaleringsplannen, leefstijltraining, ect. zijn beperkt effectief gebleken. (Perry e.a., 1999; Mueser e.a. 2002; Otto e.a. 2003; Colom e.a. 2005; Morriss e.a. 2007; Goossens e.a. 2008; Goossens e.a. 2010) Wat aan deze beperkte effectiviteit ten grondslag ligt is onduidelijk. Een onderzoek naar bepalende factoren (determinanten) voor het effectief aanleren van zelfmanagementstrategieën kan een verklaring bieden. Dit onderzoek dient als opstap naar een verdere kwaliteitsbevordering op het gebied van educationele ondersteuning van patiënten met een bipolaire stoornis in hun persoonlijke leerweg naar zelfmanagement en persoonlijk herstel. Deze fenomenologisch-hermeneutische (Husserl, 1984; Gadamer 1986) veldstudie, d.m.v. open interviews bij professionals, patiënten met een bipolaire stoornis en naastbetrokkenen, is het exploratieve deel van een mixed method study, d.w.z. een hybride constructie van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. (Polit & Beck, 2008) Het totale onderzoek heeft als einddoel het identificeren, beschrijven en verklaren van onderliggende succes- en faalfactoren (determinanten) in het aanleren van zelfmanagement bij bipolaire stoornissen, teneinde patiënten met een bipolaire stoornis effectiever te ondersteunen in het aanleren van zelfmanagement vaardigheden.