Achtergrond
Oogcontact is in zijn algemeenheid een fundamentele communicatievorm bij zowel mensen en dieren, waar het bij mensen mogelijk nog van groter belang is, gezien de grotere hoeveelheid zichtbare witte sclera. Veronderstelling is dat bij volwassenen met ASS dit oogcontact 'atypisch' verloopt, in de DSM-5 een 'abnormaliteit' genoemd. Ondanks decennia lang internationaal onderzoek naar het 'atypische' van het oogcontact bij volwassenen met ASS, is tot op heden nog niet tot een afdoende bepaling gekomen waaruit dit 'atypische' bestaat, mogelijk omdat niet helder is wat 'typisch' oogcontact is, of bij alle 'neurotypische' volwassenen gesproken kan worden van 'typisch' oogcontact en of bij volwassenen met DSM-classificaties anders dan ASS mogelijk ook afwijkingen bij oogcontact zijn die een genuanceerder beeld geven van het oogcontact bij volwassenen met ASS. Afgezien van het stigmatiserende van de gebruikte terminologie, ondervinden veel volwassenen met ASS hinder van het verloop van hun oogcontact in het gehele sociale en maatschappelijke domein. Dat nog niet tot een afdoende duiding is gekomen van hun oogcontact en effectieve interventies daarbij, kan mogelijk worden verklaard omdat in onderzoek het perspectief van volwassenen met ASS nauwelijks is meegenomen, veelal niet holistisch te werk wordt gegaan en vrijwel geen onderzoek bekend is waarin volwassenen met ASS zelf wordt gevraagd naar hun wensen met betrekking tot (optimalisatie van) oogcontact.