van Dijk, Maarten

P-DAET study: Personality Disorder Access to Effective Treatment study

INLEIDING: Richtlijnen adviseren specialistische psychotherapie voor behandeling van persoonlijkheidsstoornissen, zoals schematherapie (ST) en mentalization-based treatment (MBT); echter is hierin de vraag groter dan het aanbod. Meta-analyses laten zien dat specialistische behandelingen niet superieur zouden zijn aan generalistische behandelingen[LC1] [IW2] , waaronder de Guideline-Informed Treatment for Personality Disorders (GIT-PD). Onze vraag is of generalistische behandeling even effectief is aan specialistische behandeling gekeken naar de uitkomstmaten, en of we dan kunnen voorspellen welke behandeling werkt voor welke individuele patiënt.[LC3] 

DOEL: Het doel is om de (kosten-)effectiviteit van een generalistische benadering (GIT-PD) te vergelijken met gespecialiseerde psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen en te voorspellen voor welke individuele patient generalistische behandeling even effectief is als de specialistische behandeling als het gaat om kenmerken en ernst van de persoonlijkheidsproblematiek.  

DESIGN: Randomized Controlled Trial; uitgevoerd door meerdere behandelcentra

INTERVENTIES: 18 maanden GIT-PD of hooggespecialiseerde evidence-based psychotherapie voor ernstige persoonlijkheidsstoornissen (ST, MBT).

METINGEN: Metingen op 3, 6, 12 en18 maanden gedurende de behandeling en twee follow-up metingen na een halfjaar en één jaar. Belangrijkste uitkomstmaat: ernst van het persoonlijkheidsfunctioneren gemeten met de STiP. Ten tweede: Ernst van de symptomen, kwaliteit van leven en sociaal functioneren.

PT-STRESS Studie: Gerandomiseerde, gecontroleerde studie in 2 fasen gericht op non-respons bij de behandeling van PTSS door de aanbevolen traumagerichte behandelingen af te wisselen of door over te schakelen op IPT als niet-traumagerichte behandeloptie.

Centrale vraagstelling en deelvragen:

1. Is het mogelijk om predictoren en moderatoren voor behandelsucces te identificeren die van invloed zijn op het behandelresultaat van patiënten met PTSS die middels psychotherapie (de traumagerichte behandelingen en IPT in de tweede fase) worden behandeld? En zo ja, welke zijn dit?

2. Draagt het aanbieden van een T-CGT behandeling na EMDR, of EMDR na T-CGT, aan patiënten met PTSS bij aan een (verdere) verbetering van de PTSS-klachten als een voldoende respons op de eerst aangeboden behandeling uitblijft?

3. Vormt het wisselen naar een niet-traumagerichte therapie (in het huidig onderzoek: IPT) een effectievere strategie voor het omgaan met non-respons op een eerste behandeling in vergelijking met het wisselen van een traumagerichte therapie naar een andere traumagerichte therapie (van T-CGT naar EMDR of van EMDR naar T-CGT, zoals benoemd bij vraag 2)?

4. Zijn er bij de behandeling van patiënten met PTSS verschillen in de afname van de klachten, verschillen in behandeltolerantie/hoeveelheid ervaren bijwerkingen en verschillen in drop-out percentage tussen T-CGT, EMDR en IPT?
 

Overwegingen van mensen met PTSS ten aanzien van de keuze voor een specifieke vorm van traumabehandeling: een kwalitatieve studie.

Inleiding:
Een posttraumatische stressstoornis (PTSS), is een psychiatrische aandoening die kan optreden na een traumatische of ingrijpende gebeurtenis. Van de Nederlandse bevolking geeft 80% aan minimaal eenmalig een traumatische gebeurtenis te hebben meegemaakt waarbij zij zijn blootgesteld aan daadwerkelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld (Lok et al., 2018). De kans om gedurende het leven PTSS te ontwikkelen wordt geschat op 7% en is hiermee een van de meest voorkomende psychiatrische aandoeningen in Nederland. Er zijn diverse evidence based behandelingen voor PTSS, die bestaan uit psychotherapie en/of medicatie. Alhoewel er diverse evidence based behandelmethoden bestaan voor de behandeling van PTSS, komt het in de klinische praktijk voor dat bepaalde methodes meer of minder worden gebruikt dan anderen (Bomyea & Lang, 2012). Het is van belang om behandeling voor PTSS verder te kunnen personaliseren, daarom is het nodig om inzicht te krijgen in de beweegredenen van patiënten om een keuze te maken voor een specifieke behandeling.