Achtergrond:
Tijdens de GGZ-behandelingen worden betrokken hulpverleners geconfronteerd met patiënten die blijven terugvallen in hun patronen van boosheid, wrok, verwijt, teleurstelling, schuldgevoel en verdriet. Deze patronen dragen bij aan het voortijdig beëindigen van behandelingen door de patiënten. Het niet slagen van behandeling kan gezondheidsproblemen van deze kwetsbare doelgroep en zijn sociale omgeving laten toenemen, met ernstige decompensaties op meerdere levensgebieden.
In de praktijk bij Mediant GGZ ziet het behandelteam regelmatig dat deze patiëntenpopulatie verzoekt om een wisseling van hulpverlener of de behandeling beëindigt. Ook wordt in de praktijk een hoog no show gehalte bij deze patiëntenpopulatie waargenomen. Er is verminderd herstel van de patronen van de patiënt en de kans op terugval in deze gedragspatronen is groot.
Doel:
Het doel van dit onderzoek is aspecten beschrijven die belangrijk zijn in de samenwerkingsrelatie met patiënten met een antisociale persoonlijkheidsstoornis (A.S.P.). Dit om de kans op beëindigen van een behandeling te verkleinen en daarmee de aanhoudende belasting op de patiënt en zijn sociale omgeving af te laten nemen.
Vraagstelling:
Welke aspecten bevorderen de therapeutische samenwerking met patiënten met een antisociale persoonlijkheidsstoornis?
Methode:
Het betreft een fenomenologisch kwalitatief onderzoek. Onderzoek naar de essentie van de ervaren fenomenen door de patiënten met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en de betekenis hiervan voor deze doelgroep. Het onderzoek wordt uitgevoerd door middel van semigestructureerde interviews, met een topiclijst.