De ontwikkeling van de film interventie voor patiënten met een bipolaire stoornis.

Abstract:

Dit onderzoek is gestart in opdracht van SCBS Bipolaire Stoornissen binnen Dimence. Bij bipolaire stoornis type I beleeft de patiënt tenminste één volledige manische episode. In veel gevallen ervaart de patiënt stemmingswisselingen, tussen euforie en depressie met tussengelegen periodes waarin de stemming normaal is. Een manie uit zich in een ontremming met verhoogde stemming. Bij een depressie is er juist sprake van een remming en een sombere stemming (American psychiatric association, 2014). De relatie tussen naasten en de patiënt met een bipolaire stoornis komt onder druk te staan als de patiënt zich in een bepaalde episode bevindt. Naasten voelen zich vooral onzeker als ze de veranderingen in het gedrag niet begrijpen (Poslawsky, Beentjes, & Goossens, 2012) terwijl patiënten in hun manische episode zich vaak niet bewust zijn van de gevolgen van hun gedrag. De patiënten worden behandeld door een Multidisciplinair team waarbij het klinische team geen ervaring heeft met de persoon in de euthyme (stabiele) fase. Op het moment dat er door behandelaren wordt aangegeven dat het beter met de patiënt gaat, zien familie leden dit echter onvoldoende terug in het gedrag en de uitingen van de patiënt en zijn bang dat hun familielid snel, en wellicht te vroeg, weer naar huis wordt ontslagen. Behandelaars en naasten beoordelen de patiënt vanuit een ander referentiekader. Met dit onderzoek is er nagegaan of het referentiekader van behandelaars verrijkt kan worden door de gezonde mens achter de patiënt beter te leren kennen. Om dit te onderzoeken is de volgende hoofdvraag opgesteld: Welke informatie dient voor te komen in de filminterventie, waarin de patiënt met een bipolaire stoornis zijn/haar eigen situatie in de euthyme fase laat zien? 

Methode van onderzoek
Het onderzoek betreft een kwalitatief praktijkgericht onderzoek. Om antwoord te krijgen op de hoofdvraag zijn er drie deelvragen opgesteld. De deelvragen worden beantwoord aan de hand van het afnemen van interviews. De onderzoekspopulatie bestaat uit twee klinisch verpleegkundigen, twee ambulant verpleegkundigen, een psychiater, drie patiënten en twee naasten. De data, wat uit de interviews is verkregen, is getranscribeerd. De transcripten zijn geanalyseerd door middel van open, axiaal en selectief coderen. 

Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat er veel overeenkomsten zitten tussen de meningen en opvattingen van de respondenten. Om antwoord te krijgen op de hoofd- en deelvragen, is de data opgedeeld in verschillende thema's. De thema's zijn als volgt: film locatie, inhoud filmpje, opslaglocatie filmpje, tijdsduur en wijze van filmen. Alle respondenten geven aan dat het filmpje thuis opgenomen moet worden. Over de opslaglocatie geven behandelaren verschillende antwoorden. Er is aangegeven dat het bij Dimence bewaard moet worden, bij de patiënt of diens naasten maar er is ook aangegeven dat het de keuze van de patiënt is. De patiënten willen het filmpje zelf bewaren waarbij Dimence het filmpje als back-up bewaard. Behandelaren geven allemaal duidelijk aan dat het filmpje niet te lang moet duren. Het moet kort en krachtig worden wat een tijdsbestek heeft van 5 tot 10 minuten. Dit geldt ook voor de patiënten en diens naasten. Behandelaren geven aan dat de patiënt in beeld gebracht moet worden en dat naasten worden betrokken bij het filmpje. Patiënten en diens naasten geven ook aan dat de patiënt in beeld gebracht moet worden. Volgens behandelaren moet het volgende in de film naar voren komen: hobby' s, sport. Interesses, netwerk, karakter, werk, en dag structuur. Voor patiënten en diens naasten worden dezelfde aspecten genoemd alleen wordt netwerk en karakter niet aangegeven. Vrijetijdsbesteding wordt wel benoemd.

Conclusies
De patiënt moet zelf in beeld zichtbaar zijn waardoor de uitstraling, het stemgebruik en de mimiek van de patiënt door de behandelaar waargenomen wordt. Het netwerk, hobby’s en sport, de dag structuur, het werk en/of vrijwilligerswerk en de verschillende interesses zullen in filmpje naar voren moeten komen. Dit kan worden verteld door de patiënt zelf of door diens naasten. De patiënt bepaald echter zelf wat hij/zij wil laten zien in het filmpje. Want de patiënt weet echter zelf het beste welke aspecten hem/haar vormen zoals hij/zij is.

Aanbevelingen
Uit dit onderzoek zijn de volgende aanbevelingen voortgekomen: zorgen voor een volgend onderzoeksgroep die de bruikbaarheid van het filmpje kan onderzoeken, meer respondenten werven, een informatiecursus ontwikkelen en een aparte omgeving in het EPD maken zodat het filmpje op ieder moment door behandelaren bekeken kan worden.

Samenwerking:

Saxion Hogeschool Deventer

Co-onderzoeker:
In kader van:
Onderzoek door Demi Peeters en Manon Plant in het kader van de opleiding HBO-V
Duur van het onderzoek:
mei 2016 tot juli 2016
Onderzoekslijn:
Status:
Afgerond
Informatie:
Peter Goossens