Somatische screening bij ASS - Een evaluatief onderzoek van de somatische screening bij een klinische populatie patiënten met een autisme spectrum stoornis

Abstract:

Aanleiding / Doelstelling
Patiënten met psychiatrische problematiek hebben een groter risico op het krijgen van lichamelijke ziektes en een lagere levensverwachting dan de algemene bevolking. Somatische screening wordt binnen de ggz ingezet als middel om de lichamelijke gezondheid van de patiënt te bevorderen.
Over de uitkomsten en effecten van deze screening is weinig bekend. Het uitvoeren van de somatische screening kent bij de populatie met een autismespectrumstoornis (ASS) complicaties, juist vanwege de hoofdkenmerken van de stoornis, namelijk beperkingen in de interactie, een gestoorde communicatie en informatieverwerkings- en integratieproblemen. Ook wordt vanwege een hogere gevoeligheid voor lichamelijk contact, lichamelijk onderzoek niet goed verdragen. Doel van dit onderzoek was om aan de hand van gegevens verkregen uit somatische screeningen bij patiënten met ASS, uitspraken te doen over zowel het proces als de uitkomsten van deze screening.

Methode
De dossiers van 55 patiënten van twee klinische afdelingen voor patiënten met ASS zijn bestudeerd. Gekeken werd naar hoe compleet het dossier is, wat de somatische screening betreft, welke bevindingen zijn gerapporteerd, en welke vervolgacties in het dossier zijn vastgelegd. Bekeken is of er sprake was van vervolgonderzoek en advies aan de afdelingen.

Resultaten
Het gebruikte screeningsinstrument is compleet, in die zin dat de bij deze populatie meest voorkomende somatische aandoeningen gesignaleerd zullen worden. Het grootste deel van de screeningslijsten is compleet, in die zin dat alle onderdelen ingevuld zijn. De onderdelen medicatie, fysieke activiteit, eetpatroon, mondzorg, dieet, alcohol, roken en drugsgebruik scoorden minimaal 93%. Het onderdeel lichamelijk onderzoek is slechts in 9% van de gevallen uitgevoerd. Ander aanvullend onderzoek (biometrie, bloedonderzoek) is bij meer dan 95% van de patiënten uitgevoerd.
In 31% van de gevallen werd de screening voorzien van een behandeladvies, daarmee kan gesteld worden dat het uitvoeren van de screening een meerwaarde heeft voor de gezondheid van de patiënt. Veel gevonden klachten liggen op het vlak van de combinatie van maagdarmproblemen (53%), allergieën (42%), slaapproblemen (25%) en obesitas (25%). Dit zijn klachten die ook in de literatuur als veelvoorkomend genoemd worden.

Conclusie
De screening zoals die onderzocht is wordt als positief beoordeeld en dient zeker voortgezet te worden. Er zijn voldoende aanwijzingen gevonden dat afname van screeningslijsten bij een substantieel deel van de patiënten leidt tot gerichte behandeladviezen die, mits adequaat vervolgd, een positief effect zullen hebben op de gezondheidstoestand van de patiënt.

Aanbevelingen  
De betrouwbaarheid van de gegevens van de somatische familie-anamnese is te laag, dit wordt veroorzaakt door het feit dat de meerderheid van de patiënten niet goed in staat is om hierover informatie te verstrekken. Bij het inschatting van somatische risico’s is een goede familie-anamnese echter wel van belang. Het zou daarom wenselijk zijn om voor deze informatie gebruik te maken van een hetero-anamnese, zodat deze informatie verstrekt kan worden door iemand die goed op de hoogte is van het vóórkomen van ziektes binnen de naaste familie van de patiënt.
Op grond van dit onderzoek kon niet vastgesteld worden of de gegeven behandeladviezen daadwerkelijk opgevolgd werden. Voor een positief effect op de gezondheid van de patiënt is dit uiteraard wel van belang en zou daarom onderwerp moeten zijn voor nader onderzoek.
Van 15 van de 80 opgenomen patiënten zijn geen screeningsgegevens bekend. Dit lijkt deels te berusten op onvolledige aanlevering van gegevens aan de onderzoeker, maar ook patiënt- en organisatiegebonden factoren spelen hierin een rol. Nader onderzoek naar deze factoren is van belang, zodat deze beïnvloed kunnen worden en een groter deel van de populatie somatisch gescreend kan worden.

 

Samenwerking:

Saxion
dr. A. Bergsma, associate lector,
dr. ir. M. B. Michel-Verkerke, hoofddocent/onderzoeker

 

In kader van:
Opleiding tot Verpleegkundig Specialist
Duur van het onderzoek:
maart 2016 tot juni 2016
Onderzoekslijn:
Status:
in uitvoering
Informatie:
Gerrit Hoevers