Verslaving bij volwassenen met autisme is nooit eerder onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat verslaving (Substance Use
Disorder, SUD) vaker voorkomt bij ADHD dan bij ASS, maar dat de prevalentie in de onderzochte ASS groep hoger is dan in de
algemene bevolking, vergelijkbaar met de prevalentie van SUD bij andere psychiatrische stoornissen. Vroeg roken, negatieve
gezinservaringen en ouders met SUD verhogen het risico op het ontwikkelen van SUD aanzienlijk. Vanuit een fenotypisch gezichtspunt
suggereren zelf-rapportage instrumenten dat de subgroep ASS-met-SUD op sommige gebieden beter functioneert
dan de subgroep ASS-zonder-SUD. Op een endofenotypisch niveau echter, blijkt de subgroep ASS-met-SUD voor wat betreft
cognitieve functies juist meer beperkingen te ondervinden dan de subgroep ASS-zonder-SUD.
In de klinische praktijk is het onderscheid tussen ASS en ADHD vaak lastig. Toch blijken de groepen op meerdere gebieden significant
van elkaar te verschillen. Het persoonlijkheidsprofiel van de subgroep ASS-met-SUD wijst verassend genoeg op meer sociale
oriƫntatie dan de subgroep ASS-zonder-SUD. Neuropsychologische profielen bij volwassenen blijken echter niet te kunnen onderscheiden
tussen ASS en ADHD, behalve voor de subgroepen met SUD. Er blijken in ons onderzoek op groepsniveau ook genotypische
verschillen te zijn tussen ASS en ADHD, onafhankelijk van SUD. De resultaten laten zien dat de comorbiditeit met SUD weliswaar
minder voorkomt bij ASS dan bij ADHD, maar minstens net zo ernstig is. Om patiƫnten met deze beperkingen adequaat te kunnen
behandelen, zal bij een bekende diagnose ASS actief onderzocht moeten worden of er ook sprake is (geweest) van een verslaving.