Alle Onderzoeken & Publicaties van Sizoo, Bram

Onderzoek

Achtergrond
Oogcontact is in zijn algemeenheid een fundamentele communicatievorm bij zowel mensen en dieren, waar het bij mensen mogelijk nog van groter belang is, gezien de grotere hoeveelheid zichtbare witte sclera. Veronderstelling is dat bij volwassenen met ASS dit oogcontact 'atypisch' verloopt, in de DSM-5 een 'abnormaliteit' genoemd. Ondanks decennia lang internationaal onderzoek naar het 'atypische' van het oogcontact bij volwassenen met ASS, is tot op heden nog niet tot een afdoende bepaling gekomen waaruit dit 'atypische' bestaat, mogelijk omdat niet helder is wat 'typisch' oogcontact is, of bij alle 'neurotypische' volwassenen gesproken kan worden van 'typisch' oogcontact en of bij volwassenen met DSM-classificaties anders dan ASS mogelijk ook afwijkingen bij oogcontact zijn die een genuanceerder beeld geven van het oogcontact bij volwassenen met ASS. Afgezien van het stigmatiserende van de gebruikte terminologie, ondervinden veel volwassenen met ASS hinder van het verloop van hun oogcontact in het gehele sociale en maatschappelijke domein. Dat nog niet tot een afdoende duiding is gekomen van hun oogcontact en effectieve interventies daarbij, kan mogelijk worden verklaard omdat in onderzoek het perspectief van volwassenen met ASS nauwelijks is meegenomen, veelal niet holistisch te werk wordt gegaan en vrijwel geen onderzoek bekend is waarin volwassenen met ASS zelf wordt gevraagd naar hun wensen met betrekking tot (optimalisatie van) oogcontact.


nleiding:
In augustus 2018 is een verkennend pilot onderzoek gedaan naar de inzet van de ‘companion pet dog’ (hierna: robothond) bij mensen met een autismespectrumstoornis die in klinische behandeling zijn bij Lorna Wing, onderdeel van het Specialistische Centrum Ontwikkelingsstoornissen (SCOS), Dimence. Het betreft een pluche robothond die blaft als je tegen hem praat, die geaaid en geknuffeld kan worden en die een nagebootste hartslag heeft waarvan de frequentie afneemt naarmate de hond meer wordt geaaid.  Naar aanleiding van de positieve ervaringen van patiënten tijdens deze pilot is het idee ontstaan de toepassing en het effect van gebruik van de robothond verder te onderzoeken.

Doel
Het doel is om bij ongeveer 30 mensen met ASS te onderzoeken of gebruik van de robothond invloed heeft op het activiteitenpatroon, eenzaamheidsgevoelens en stemming en angstklachten bij mensen met ASS.


Aanleiding:
In de afgelopen jaren is er veel veranderd voor mensen met ASS, hun directe omgeving en de betrokken instanties. Met de overheveling van taken naar de gemeenten (Jeugdzorg, AWBZ), de invoering van de wet Passend Onderwijs en de invoering van de Participatiewet, spreekt de overheid burgers die behoefte hebben aan ondersteuning meer aan op hun eigen verantwoordelijkheden en eigen regie. Als er ondersteuning nodig is, dient dit dicht bij de burger georganiseerd te worden, in nauwe samenwerking met de school/opleiding en andere betrokkenen zoals de jeugdzorg, de WMO-zorg en de arbeidsmarkt. Betrokken partijen signaleren dat deze veranderingen tot gevolg hebben dat jongeren en jongvolwassenen met ASS nog eerder dreigen uit te vallen in onderwijs en werk.


Aanleiding:  
Recent onderzoek toont aan dat er bij autismespectrumstoornissen (ASS) en bij ADHD veel comorbiditeit voorkomt, vooral angst en depressieklachten. Deze kunnen het functioneren  ernstig belemmeren (uitval op het werk, relatieproblemen, etc.). Angst en depressie wordt erger als er ook sprake is van een lage zelfwaardering (self-esteem). Omgekeerd, heeft verbetering van zelfwaardering een gunstig effect op angst en depressie. Zelfwaardering kan op een effectieve manier worden versterkt door middel van Competitive Memory Training (COMET).
Wij verwachten dat COMET therapie bij volwassenen met ontwikkelingsstoornissen als ASS en ADHD niet alleen de zelfwaardering kan verbeteren, maar ook kan bijdragen aan een afname van de angst en depressieklachten.


Aanleiding:
Hoewel er uitgebreide literatuur beschikbaar is over suïcidaliteit en ook over symptomatologie bij stoornissen in het autisme spectrum, is er nog weinig kennis voorhanden over de mogelijke samenhang tussen suïcidaliteit en ASS (Segers & Rawana, 2014; Richa et al., 2014; Sizoo, 2016, Bennett, 2016). Uit onderzoek blijkt dat dat de psychologische correlaten zelfwaardering en rumineren zowel een relatie hebben met suïcidaliteit, als met ASS. In hoeverre deze kenmerken voorspellers zijn voor de mate van suïcidaliteit bij ASS, is nog nooit eerder onderzocht.


Deelonderzoek promotie ‘Factoren van invloed op de intensiteit van de behandeling van patiënten met een autismespectrumstoornis en het geassocieerde herstel (Intensive Specialized Autism Care Study (ISAC study))’.

Doel onderzoek:
Het eerste doel is het verkrijgen van inzicht in de processen het ontstaan van een crisis die leiden tot een intensieve klinische behandeling bij patiënten met ASS en de invloed van persoons- en omgevingsfactoren op dit proces.
Het tweede doel is het verkrijgen van inzicht in het herstelproces van patiënten met ASS na een intensieve klinische behandeling. Tevens zal worden onderzocht hoe de persoons- en omgevinsgebonden factoren dit proces beïnvloeden

Centrale vraagstelling en deelvragen:
Hoe verlopen processen van ontstaan van de crisis die leiden tot een intensieve klinische behandeling patiënten met ASS? Welke persoons- en omgevingsfactoren zijn van invloed op dit proces?
Hoe verloopt het proces van herstel van patiënten met ASS na een intensieve klinische behandeling en welke persoons- en omgevingsfactoren beïnvloeden dit proces?


Aanleiding:
Genetische studies schatten de erfelijke component bij ASS op 70-80% (Geschwind, 2011). Verschillende onderzoekers bestudeerden multiple incidence (multiplex) gezinnen met autisme, zij definieerden multiplex meestal als gezinnen met meerdere kinderen met ASS. Onderzoek bevestigde dat autisme-kenmerken bij ouders in multiplex gezinnen sterker aanwezig zijn dan in gezinnen met slechts een gezinslid met ASS (simplex) (Piven et al., 1997)


Achtergrond
Meerdere factoren kunnen volwassenen met een autisme spectrum stoornis en een verstandelijke beperking uit balans brengen en leiden tot een crisis en mogelijke opname. De ervaringskennis van naastbetrokkenen over deze factoren is niet beschikbaar.

Doel
Doel van dit onderzoek is kennis te ontsluiten bij naastbetrokkenen om de zorg te verbeteren.


Aanleiding:
Een substantieel deel van de zorg  binnen de ambulante kinder- en jeugdpsychiatrische afdelingen van Dimence is gericht op diagnostiek en behandeling van cliënten met autisme spectrumstoornissen (nader te noemen als ASS). De vraag naar diagnostiek en behandeling neemt toe zonder dat we precies weten wat de achterliggende  mechanismen van autisme zijn en hoe we het beeld in zijn grote diversiteit moeten begrijpen.  Om problemen die mensen met ASS in het dagelijks leven ervaren te begrijpen en suggesties voor de behandeling te kunnen geven wordt geadviseerd de intelligentie en de neurocognitieve vaardigheden als aandacht, geheugen, informatieverwerkings-snelheid, mentale flexibiliteit van mensen met ASS vast te stellen, waarbij het onderzoek zowel sterke als zwakke kanten in het functioneren weergeeft (Engeland, H. van en Swaab, H. 2011). De dagelijkse praktijk leert ons echter dat deze concepten niet altijd toereikend zijn in de hulpverlening aan mensen met ASS.


last van angst- en stemmingsklachten. Voor deze klachten, die een belemmerende invloed op het dagelijkse functioneren hebben en de levensloop negatief kunnen  beïnvloeden, zijn nog maar weinig effectieve interventies ontwikkeld. In deze pilotstudie wordt onderzocht of er aanwijzingen zijn dat een 8-weekse op mindfulness gebaseerde groepstraining de angst- en stemmingsklachten van kinderen met ASS vermindert en de kwaliteit van leven verbetert. De data van de voor- en nameting zijn op groeps- en individueel niveau geanalyseerd.


Pagina's