Inleiding: Postpartumdepressie (PPD) is een onderbelicht maar belangrijk GGZ sprobleem. Dit onderzoek richt zich op hoe het geheugen verandert bij vrouwen met postpartum depressie. Bij depressie herinneren mensen zich vaak meer negatieve, algemene informatie (selectieve geheugen bias. EMB), terwijl positieve herinneringen en specifieke details moeilijker op te halen zijn (overgeneralisering van autobiografisch geheugen,OGM). Deze manier van het verleden herinneren, beïnvloedt ook hoe mensen de toekomst verwachten, wat kan leiden tot een wereld met minder kansen en meer moeilijkheden. Hoewel deze geheugenveranderingen goed gedocumenteerd zijn bij algemene depressie, is er weinig onderzoek gedaan naar hoe dit zich uit bij vrouwen met postpartum depressie. Deze geheugenbiases kunnen bijdragen aan het ontstaan, de instandhouding en het terugkeren van een depressieve stoornis. Als we vergelijkbare bevindingen worden vastgesteld voor PPD, zou dit een grote vooruitgang betekenen in ons begrip van deze aandoening. En niet onbelangrijk de resultaten zijn nuttig zijn voor het ontwerpen van interventies die gericht zijn op het verlichten van de symptomen die moeders met PPD ervaren.
Aanleiding: Het onderzoek naar de ervaringen van de deelnemende ouders aan de ouder-baby interventie is geïnitieerd door Impluz. Momenteel is de erkenning van de ouder-baby interventie ouder dan 5 jaar en daarbij onder voorbehoud. Om de interventie voor de derde keer erkend te kunnen laten worden, is een procesevaluatie nodig. Vanuit de organisatie wordt er gekeken naar de ervaringen van de hulpverleners. De onderzoekers zullen zich hierbij focussen op de deelnemende ouders.
De ouder-kindrelatie is de belangrijkste context voor de ontwikkeling van een kind. De biologische, ontwikkelings-, en omgevingscontexten krijgen vorm via de ouder-kindrelatie. Het is door deze relatie dat het (zeer) jonge kind de wereld gaat begrijpen, interacties met anderen aangaat en een gevoel van competentie, eigenwaarde en ‘zelf’ ontwikkelt. Het is ook via deze relatie dat het kind blootgesteld wordt aan beschermde en risicofactoren (van Bakel e.a., 2013). Er is nog niet veel bekend over de rol van mentaliseren bij psychische klachten tijdens de zwangerschap op de ontwikkeling van de ouder-kind relatie. Fonagy e.a. (2002) stellen dat mentaliseren niet een statische capaciteit is maar dat een tijdelijk gemis in het mentaliseren onderdeel is van het normaal functioneren onder stress. Het vermogen om zelfs onder stressvolle omstandigheden te kunnen blijven mentaliseren en een relatief snel herstel van het mentaliserend vermogen onder stress zijn de bouwsteren voor een robuust mentaliseren, wat weer gerelateerd is aan veilige gehechtheid. Met dit onderzoek wordt nagegaan of de mate van het kunnen reflecteren op zichzelf en het kind bij moeders met psychische klachten een voorspeller is voor het opbouwen van een kwalitatief goede ouder-kindrelatie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het mentaliseren over zichzelf en de ander en mentaliseren over het kind , zowel prenataal als postnataal, dit wordt verder aangeduid als ouderlijk reflectief functioneren. Er wordt gezocht naar een samenhang tussen deze verschillende vormen van mentaliseren om na te gaan wat de beste voorspeller is voor de kwaliteit van de ouder-kindrelatie. Dit geeft vervolgens aanwijzingen waar er preventief of curatief op ingezet moet worden om de ontwikkeling van het kind zo goed mogelijk te laten verlopen.
Aanleiding: Interventie PIEP zei de muis is een preventieve interventie voor KOPP/KVO-kinderen of kinderen met stress in de thuissituatie, in de leeftijd 4 t/m 8 jaar uit achterstandswijken. Deze preventie is in 2009 aangepast en nu wordt opnieuw naar de werkzaamheid van de interventie gekeken.
Hypothese: Gezinsfunctioneren verbetert Welbevinden van het kind verbetert Probleemgedrag van het kind vermindert
Aanleiding: Psychische aandoeningen komen vaak voor. Een groot percentage van de mensen die een psychische aandoening hebben, hebben kinderen. Kinderen die een ouder hebben met een psychische aandoening hebben zelf ook meer kans op het ontwikkelen van psychische problemen. De Kind Check is ingevoerd waarmee hulpverleners wordt gevraagd in te schatten of de problemen van volwassenen gevolgen hebben voor hun kinderen. Ook zijn er diverse KOPP interventies beschikbaar. Echter wordt er door hulpverleners niet altijd voldoende aandacht besteed aan de kinderen van cliënten. Belemmeringen die hulpverleners aangeven hebben betrekking op de organisatie, beschikbare tijd en hulpmiddelen, werkdruk maar ook vaardigheden en kennis met het werken met kinderen. Om meer zicht te krijgen in de belemmeringen die hulpverleners ervaren is er een vragenlijst ontwikkeld. The Family Focused Mental Health Practice Questionnaire (FFMHPQ) brengt de aandacht voor kinderen van ouders met psychische problemen en/of verslaving in kaart, met als doel de ondersteuning voor ouders, families en kinderen in de GGZ te verbeteren.
Van Doesum, K. (2015). In M. Lambregtse-van den Berg, I. Van Kamp, & H. Wennink (Eds.), Handboek: Psychiatrie en Zwangerschap (pp. 269–274). Utrecht: De Tijdstroom.
Van Loon, L. M. A., Van de Ven, M. O. M., Van Doesum, K. T. M., Hosman, C. M. H. & Witteman, C. L. M., (2015). Family Process., July, pubished online, 1-15. DOI: 10.1111/famp.12165