Alle Onderzoeken & Publicaties van Glas, Gerrit

Onderzoek

Dit kwalitatieve onderzoek vanuit het samenwerkingsverband Volante is er op gericht inzicht te verwerven in wat patiënten en behandelaars betekenisvolle en gewenste uitkomsten vinden van de behandeling/begeleiding die zij (gaan) krijgen. Het onderzoek vindt plaats in de vorm van twee spiegelgesprekken, het ene gesprek met patiënten in de binnenste ring (en behandelaars in de buitenste) en het andere met behandelaars in de binnenste ring (en patiënten in de buitenste). Onder leiding van een ervaringsdeskundige worden aan mensen in de binnenring vragen gesteld over gewenste resultaten en wat daarvoor nodig is. De buitenring luistert. En reflecteert na afloop op wat er gezegd is.

De gesprekken worden opgenomen (audio). Studenten voeren de transcripties uit, analyse vindt plaats door onderzoekers vanuit Volante.

Het doel van het onderzoek valt in drie onderdelen uiteen:

Inzicht verwerven in wat personen met autisme (ASS) als betekenisvolle uitkomst beschouwen;
Identificeren welke aspecten van de poliklinische behandeling personen met autisme als het meest behulpzaam of juist belemmerend ervaren;

Inzicht krijgen in hoe ervaringen van personen met autisme in de poliklinische zorg behandelaren in de geestelijke gezondheidszorg beïnvloeden en wat zij van deze ervaringen leren. 


Inleiding
In de literatuur zijn er aanhoudende debatten omtrent de conceptualisatie en operationalisatie van welzijn bij mensen met autisme. Het biomedische model sluit onvoldoende aan bij person-centered care, maar blijft het dominante denkkader. Jongvolwassenen met autisme ervaren de transitie van de puberteit naar de volwassenheid als een grote uitdaging, waarbij zij vaak psychische klachten ervaren. De Capability Approach (CA) biedt een innovatieve waarde-gestuurde manier om welzijn te conceptualiseren die wel aansluit bij Person Centred Care. De CA heeft de potentie om toegepast te worden in de klinische praktijk en hiermee welzijn en zorg voor jongvolwassenen met autisme en problemen met de geestelijke gezondheid te verbeteren.


Het promotieonderzoek borduurt voort op een in 2017 gestart RAAK-Publiek onderzoek getiteld ‘De bijdrage van ervaringsdeskundigheid van professionals in de praktijk van zorg en welzijn1’. Een eerste kwantitatieve meting (n=1890) en kwalitatieve dataverzameling versterken de aanname dat een aanzienlijk percentage (45%) van de professionals een potentieel aan ervaringskennis heeft en een deel van hen wil dit ook wil benutten. Professionals ervaren vaak nog moeilijkheden om de beide rollen (professional én ervaringsdeskundig) te integreren en aandacht ging uit naar het persoonlijk-professionele proces. Cliënten reageren over het algemeen positief op de introductie van de ervaringsdeskundige professional. In de organisaties is echter nog veel onwetendheid over deze nieuwe rol, met name onder regiebehandelaren (psychiaters/psychologen). Doel van dit onderzoek is beter zicht te krijgen op de waarde van ervaringskennis en deskundigheid in de ggz. Vraagstelling van het onderzoek is: wat is de (toegevoegde) waarde van ervaringsdeskundigheid in de ggz? Hiertoe wordt kwalitatief onderzoek gedaan onder cliënten, hun professionals en onder leidinggevenden.


Aanleiding:
In de GGZ, maar ook in tal van andere sectoren wordt tegen de achtergrond van ‘participatiesamenleving’ verkend op welke wijze de relatie tussen dienstverleners en gebruikers op een andere wijze vorm kan krijgen. Kern daarbij is een herijking van de rol en verantwoordelijkheden van cliënten en de dienstverleners. Dit fenomeen dat bekend is als co-productie wordt gezien als een mogelijkheid om te komen tot betere dienstverlening. De gedachte in de beleidsretoriek is dat de betrokkenheid en input van cliënten (lees: co-productie) zal bijdragen aan betere dienstverlening, meer vertrouwen in dienstverlening, betere benutting van kennis van gebruikers, empowerment van gebruikers, en een grotere mate van efficiëntie. Het is echter de vraag in hoeverre deze beleidsverwachtingen realistisch zijn.
Binnen de Dimence Groep willen we graag onderzoek doen naar de voorwaarden en context waarbinnen therapeuten co-productie een plaats geven in de behandeling van cliënten en welke ervaringen zij daarmee hebben. Beantwoording van deze vraag geeft beter zicht op de overwegingen en afwegingen van behandelaars om co-productie al dan niet een plaats te geven in de behandeling en in het gebruik van co-productie.


religieuze of spirituele interventies bij patiënten met angst- en depressie klachten zijn minstens zo effectief in het verminderen van klachten als reguliere interventies (Paukert, Philips, Culley, Romero & Stanley, 2011). Spirituele zorg is onderdeel van het verpleegkundige beroep en de verpleegkundige is volgens het beroepsprofiel in staat ethische vragen en zingevingsvragen te bespreken met patiënten en collega’s. In de praktijk kan hierin kennistekort of handelingsverlegenheid zijn. Ook kan de grondhouding van de professional zo bepalend zijn dat existentiële onderwerpen in de behandelrelatie onder de oppervlakte blijven (Glas, 2014). Als dat zo is kan de verpleegkundige geen patiëntgerichte zorg meer bieden en heeft hiermee te weinig aandacht voor de patiënt als geheel (van Leeuwen & Cusveller, 2005). Wat niet onderzocht is en motiverend kan zijn voor verpleegkundigen om aandacht te hebben voor existentiële thema’s, is de betekenis van deze thema’s in de behandelrelatie.


Centraal in deze studie staat de relatie tussen verschillende aspecten of dimensies van religie en/of levensbeschouwing enerzijds en de symptomen, het beloop en het behandelresultaat bij clienten met angst- en/of stemmingsklachten anderzijds. Naar de verhouding tussen religie en angst- en/of stemmingsstoornissen is relatief weinig onderzoek gedaan, zeker in patientenpopulaties.


De obsessieve compulsieve stoornis (OCS) of dwangstoornis komt bij ongeveer 2% van de bevolking voor en kent bij ongeveer de helft van de patienten een chronisch beloop, ondanks de ontwikkeling en implementatie van effectief bevonden behandelingen. Dit betekent dat meer dan 150.000 Nederlanders langdurig ernstige hinder ondervinden van hun dwangklachten. Tot nu toe is onbekend wat de oorzaken zijn van het uitblijven van herstel bij zo’n groot aantal mensen.


Publicatie

Vries F.E. de, Cath D.C., Hoogendoorn A.W., Oppen P. van, Glas G., Veltman D.J., Heuvel O.A. van den, Balkom A.J.L.M. van.  The Journal of Clinical Psychiatry, 2016 (77). nr. 10, pag. e1240-e1247


Strijbos, D. & Glas, G. (2016) PsyXpert, 2016-1.


Pagina's