Kip, Hanneke

Co-creatie van implementatiematerialen voor transdiagnostische inzet van smartwatches in de Nederlandse GGZ

nleiding:
In het thema van integrale zorg is er een behoefte aan sociale- en zelfredzaamheid van cliënten. Smartwatches kunnen hierbij helpen door cliënten hun lichaamssignalen te laten aflezen en begrijpen. Bij forensische cliënten kan dat zorgen voor interoceptive awareness, wat hen in staat stelt om juiste copingsmechanismes in te zetten. Dit kan goed werken bij forensische cliënten, die middels biofeedback over hun stress meer zelfinzicht kunnen krijgen en zo geholpen kunnen worden in hun behandeling. Breder kunnen wearables gebruikt worden om leefstijlfactoren, zoals slaap en beweging, te verbeteren. Naast dat leefstijlfactoren worden aangekaart bij behandelingen van onder andere obesitas, chronisch vermoeidheidssyndroom en depressie, kan co-morbiditeit en verergering van symptomen worden voorkomen door te focussen op leefstijlfactoren. Hoewel er potentie is voor de inzet van deze technologie, en deze potentie ook gezien wordt door behandelaren, is het lastig om smartwatches in te zetten in de praktijk. Hier zijn meerdere redenen voor. Er zijn naast legale onzekere factoren zoals privacywetgeving en CE certificering ook organisatorische en kennisfactoren. Wearables zijn weinig zichtbaar voor behandelaren, en behandelaren voelen druk om alle mogelijkheden van wearables te kennen voordat ze het inzetten. Om die redenen zou het behulpzaam zijn om implementatiematerialen te maken, die behandelaren in kunnen lichten over de inzet van wearables en wearables meer aan het licht brengen. Om het gebruik in de praktijk makkelijker te maken, gaan wij implementatiematerialen ontwerpen, die behandelaren snel en simpel kunnen inzetten bij behandelingen. We zullen een kaartenset ontwerpen, welke kaarten met korte informatie inzetmogelijkheden voor verschillende behandelingmogelijkheden uitlichten. Deze mogelijkheden op de kaarten zullen gelinkt worden aan leefstijlfactoren, en zullen ook op andere vlakken het nut van wearables uitlichten. Middels deze factoren kunnen de kaarten gesorteerd en makkelijk doorgebladerd worden.

Clarifying the concepts of acute dynamic risk factors and triggers in forensic psychiatry – An interview study with therapists and researchers

Aanleiding:
Dynamische risicofactoren en triggers spelen een belangrijke rol in de behandeling van forensische patiënten, omdat ze terugkomen in risicotaxatie-instrumenten en richting geven aan behandeling.
In het onderzoek richten we ons voornamelijk op de concepten ‘acuut dynamische risicofactoren’ en triggers. Omdat er veel onduidelijkheid heerst met betrekking tot deze concepten in de literatuur en praktijk, willen we graag inzicht krijgen in ADRFs, triggers en hun rol in de verschillende behandelfasen volgens behandelaren en onderzoekers. Hierbij richten we ons ook op de relatie met stabiel dynamische risicofactoren. Door het systematisch in kaart brengen van de manier waarop acuut dynamische risicofactoren en triggers worden begrepen en toegepast in de behandeling van forensische patiënten, hopen we een basis te leggen voor een gedeelde visie op de concepten. Deze gedeelde visie kan de communicatie tussen onderzoekers en behandelaren verbeteren, wat uiteindelijk kan bijdragen aan een effectievere behandeling, risicotaxatie en risicomanagement voor forensische patiënten.

Doel onderzoek:
Dit onderzoek heeft als doel om de conceptualisatie en rol van dynamische risicofactoren en triggers in de behandeling van forensische patiënten, volgens behandelaren en onderzoekers, in kaart te brengen.

Centrale vraagstelling en deelvragen
Wat is de rol van acuut dynamische risicofactoren en triggers binnen de forensische behandeling?
Wat is de definitie en conceptualisatie van acuut dynamische risicofactoren en triggers in de behandeling van forensische patiënten volgens onderzoekers en behandelaren?
In welke mate, op welke manier en in welke behandelfasen worden acuut dynamische risicofactoren en triggers gebruikt binnen de forensische psychiatrie volgens onderzoekers en behandelaren?

 

Meten is weten: een pilotstudie naar de inzet van wearables ter ondersteuning van agressieregulatietherapie

Vanuit onderzoek en de klinische praktijk is toenemende behoefte aan inzicht in of, hoe en waarom wearables met biofeedback waarde toevoegen voor de behandeling van reactieve agressie in de forensische zorg. Wearables brengen fysiologische variabelen zoals hartslag en huidgeleiding in kaart. Onderzoek laat zien dat deze fysiologische waarden samenhangen met negatieve emoties zoals stress en agressie. Zo blijkt uit een onderzoek onder tbs-patiënten dat 20 minuten voorafgaand aan een agressieve uitbarsting al veranderingen zichtbaar zijn in hartslag en huidgeleiding. Een concrete implicatie voor de behandelpraktijk is dat wearables patiënten kunnenhelpen om tijdig te herkennen wanneer spanning oploopt (‘interoceptief bewustzijn’), waardoor coping vaardigheden tijdig ingezet kunnen worden. Dit geeft inzicht in factoren die tot stress en agressie leiden en verbetert zelfcontrole en emotieregulatie, leidend tot een afname van agressie. Wearables bieden patiënten nieuwe manieren om hun agressieregulatie te verbeteren zonder gesproken of geschreven taal , wat de behoefte naar meer ervaringsgerichte technologieën vervult. Zo kunnen wearables iets nieuws toevoegen aan bestaande behandelingen zoals ARopMaat. Een voordeel van wearables is dat zij continue feedback geven en de hele dag gedragen kunnen worden, waarmee het accent van de behandeling verschoven wordt van episodische behandeling naar langdurende en continue ondersteuning, ook in de thuissituatie bij ambulante behandelingen. Er is echter nog weinig bekend over hoe wearables geïntegreerd kunnen worden in agressieregulatie-behandelingen en wat dit oplevert voor patiënten.

Het huidige onderzoek is ontstaan vanuit een initiatief van Transfore en Fivoor in samenwerking met de Universiteit Twente. Binnen Transfore is een wearable-werkgroep opgestart door behandelaren zelf. Op initiatief van deze groep behandelaren van de poliklinieken van Transfore wordt geëxperimenteerd met het inzetten van wearables in ambulant aangeboden ARopMaat (agressie-regulatie op maat) behandelingen. De wearable-werkgroep is zelf gestart met een eigen, kleine pilot waarin de Garmin Vivosmart 4 wordt ingezet bij ARopMaat behandelingen. Op verzoek van hen willen we in dit project een nieuwe pilot opzetten waarin gekeken wordt naar de behoefte van patiënten en behandelaren met de inzet van wearables in ARopMaat, maar ook gekeken wordt naar de haalbaarheid en de ervaringen van de inzet van wearables binnen ARopMaat. Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van implementatiemateriaal voor het inzetten van wearables in ARopMaat en in de pilot te testen.

Kwalitatieve evaluatie van een VR scholingstraject voor behandelaren in de geestelijke gezondheidszorg - een pilot studie

Aanleiding:
Deze pilotstudie heeft als doel een virtual reality (VR) scholingstraject te evalueren bedoeld voor behandelaren die werkzaam zijn in de geestelijke gezondheidszorg. VR is een innovatieve behandeltool die steeds vaker wordt gebruikt binnen de psychiatrie. Echter blijft het daadwerkelijke gebruik van deze technologie achter. Dit heeft een negatieve invloed op de adoptie op lange termijn. Om de inzet van VR in de praktijk te ondersteunen en verbeteren is er een uitgebreid scholingstraject ontwikkeld door medewerkers van Dimence Groep. Deze scholing heeft als doel om therapeuten te leren hoe ze VR kunnen gebruiken, om ze vertrouwd te laten raken met VR door samen met collega’s te oefenen en het stap voor stap in te zetten met cliënten.
Deze pilotstudie bestaat uit 3 interviews per deelnemers, waarbij we inzicht proberen te krijgen in de verwachtingen van behandelaren, hun ervaringen met de scholing en de impact van de scholing op het gebruik van VR op de lange termijn. We voeren een kwalitatieve evaluatie uit over de impact, de algemene tevredenheid van de therapeut en potentiële verbeterpunten van het implementatieproces van VR in de praktijk.

The potential of CleVR to guide forensic inpatients in rehabilitating: a qualitative study.

Aanleiding:
De overgang van een klinische opname naar een poliklinische behandeling is voor sommige forensische psychiatrische patiënten te groot, vanwege verleidingen en beperkte begeleiding van gezondheidszorgprofessionals wanneer ze terugkeren in de samenleving. Dit resulteert in een grote kans op recidive tijdens en na de behandeling, wat kan leiden tot terugkeer van patiënten naar de klinieken waar ze vandaan komen. Daarnaast doen de verleidingen zich ook voor wanneer patiënten met (begeleid) verlof gaan tijdens hun verblijf in een kliniek. Dit geeft aan dat er behoefte is aan een meer geleidelijke re-integratie, zodat patiënten beter voorbereid zijn op hun terugkeer in de echte wereld. Patiënten en therapeuten hebben al een sterke intentie getoond om de VR-software CleVR te gebruiken, maar eerdere ervaringen hebben aangetoond dat succesvolle implementatie niet gegarandeerd is. Het kan daarom nodig zijn om te onderzoeken of en hoe CleVR kan worden gebruikt in forensisch psychiatrische klinieken en op welke manier dit moet worden gefaciliteerd. Door forensische gezondheidswerkers en relevante experts te interviewen, wordt informatie verzameld over (1) mogelijke verbeterpunten van de huidige zorg met betrekking tot het begeleiden van patiënten in hun re-integratie, (2) mogelijke toegevoegde waarde van CleVR om patiënten te begeleiden in hun re-integratie, (3) mogelijke barrières bij het implementeren en gebruiken van CleVR in een klinische omgeving en (4) de bijbehorende implementatiestrategieën.

De toegevoegde waarde van een online-interventie voor de ambulante behandeling van agressie bij forensische psychiatrische patiënten.

Ondanks dat online-interventies al meer dan 10 jaar in de Nederlandse forensische ambulante zorg worden gebruikt is er nog geen grondig evaluatieonderzoek uitgevoerd. Onderzoeken naar online-interventies in de reguliere geestelijke gezondheidszorg tonen veelbelovende resultaten: online modules kunnen de kwaliteit en efficiëntie van de zorg vergroten. Het blijft echter onduidelijk of, waarom en voor wie deze interventies werken in de forensische zorg. Het is met name belangrijk om te onderzoeken of zulke interventies van toegevoegde waarde zijn voor deze complexe patiëntpopulatie, die bekend staat om een lage behandelmotivatie, co-morbiditeit en een laag lees- en schrijfniveau.

Het hoofdzakelijke doel van deze studie is te onderzoeken in hoeverre de toevoeging van de online-interventie 'Agressie' aan de bestaande ambulante behandeling van forensische psychiatrische patiënten resulteert in betere behandeluitkomsten op zelf-gerapporteerde ‘self-efficacy’, ‘treatment readiness’ en agressie. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre de interventiegroep minder behandelsessies behoeft en meer verbetering laat zien op dynamische risicofactoren i.v.m. de controlegroep. Tevens wordt onderzocht in hoeverre de mate van 'engagement' aan de online-interventie de mate van adherentie en effectiviteit voorspelt. Tot slot wordt er tijdens dit onderzoek gekeken naar redenen voor de (in)effectiviteit van de interventie, volgens patiënten en behandelaren.

Voor dit onderzoek wordt er een randomized controlled trial design gebruikt. De deelnemende patiënten vullen vier keer drie verschillende vragenlijsten in: aan de start (baseline), op de helft van de behandeling (+6 weken), na de behandeling (+14 weken) en tijdens een follow-up (+26 weken). Daarnaast worden er semigestructureerde interviews afgenomen met 20 willekeurig geselecteerde patiënten uit de experimentele conditie en hun behandelaren om de resultaten van de RCT te verklaren.

Identifying the experiences of therapists in the implementation of VR in forensic psychiatry.

Aanleiding
Onderzoek a: Dit onderzoek wordt gepresenteerd als onderdeel van een groter onderzoeksproject, genaamd VooRuit met VR. In 2016 startte een multidisciplinair team dit project om een VR-behandeling te ontwikkelen voor forensisch psychiatrische patiënten bij Transfore. Dit project was gebaseerd op de CeHRes Roadmap, die werd gebruikt als leidraad voor de ontwikkeling en implementatie van een VR interventie, en in de toekomst ook voor de evaluatie.
Momenteel wordt VR in binnen verschillende instellingen van Dimence Groep geïmplementeerd, echter wordt de VR interventie nog niet zo veel gebruikt als gewenst is. Door meer inzicht te krijgen in de behoeften van behandelaren tijdens het implementatieproces kunnen deze vertaald worden naar verbeterpunten van de implementatie. Er wordt hier gekeken naar de periode van de eerste kennismaking met VR tot en met het regulier inzetten van VR tijdens de behandeling van patiënten. Dit is de focus van dit onderzoek. Dit artikel bouwt voort op de reeds verkregen informatie en inzichten, de recent door CleVR ontwikkelde VR applicatie, en de bij het project betrokken therapeuten.

Een sprong in het diepe: Een single-case experimental design-onderzoek naar het effect van de virtual reality biofeedback game DEPP in forensische psychiatrische zorgklinieken.

Forensisch psychiatrische patiënten worden behandeld vanwege (dreigend) delictgedrag dat deels verklaard kan worden door één of meer psychiatrische stoornissen. Deze doelgroep heeft over het algemeen weinig behandelmotivatie, complexe psychosociale problematiek en vaak lagere cognitieve vaardigheden. Hierdoor zijn bestaande behandelmethodieken zoals cognitieve gedragstherapie, die vaak een groot beroep doen op vaardigheden als reflectie, herinnering, lezen of schrijven, niet altijd de beste fit. Er is een behoefte aan interventies die beter aansluiten bij de behoefte en vaardigheden van forensische patiënten.

DEEP is een virtual reality (VR) game waarin de gebruiker middels biofeedback spanning leert te reduceren middels diafragmatische ademhaling. In DEEP beweegt de speler zich door een onderwaterwereld door deze diepe ademhaling, terwijl hij een buikband draagt en visuele feedback krijgt op hoe ‘goed’ hij ademt. Ondanks dat DEEP onderzocht is bij studenten en bij jongeren met gedragsproblemen, is het nog niet gebruikt bij forensisch psychiatrische patiënten. Daarom zal in deze studie worden onderzocht of DEEP middels de focus op het herkennen van fysiologische arousal, het aanleren van diafragmatische ademhalingstechnieken en de gamified wijze waarop ze worden aangeleerd een passende manier biedt om patiënten effectief te ondersteunen in stress- en agressieregulatie.

In Control: Can self-control training (SCT) improve the effectiveness of interventions?

Mensen met een ernstige psychiatrische stoornis bewegen vaak te weinig. Dit heeft een negatieve invloed op hun gezondheid en kwaliteit van leven. Helaas is het lastig om deze kwetsbare doelgroep in beweging te krijgen en blijken voor hen bestaande interventies voor fysieke activiteit ook nog eens minder goed te werken. Een verklaring hiervoor is het falen van zelfcontrole, ook wel wilskracht of zelfregulatie genoemd. Zelfcontrole kan op een laagdrempelige manier getraind worden door middel van zelfcontroletraining (ZCT). In tegenstelling tot bestaande interventies is bij ZCT geen bewuste reflectie nodig; deelnemers hoeven slechts hun niet-dominante hand te gebruiken voor alledaagse taken zoals het openen van deuren. Op die manier trainen ze hun ‘zelfcontrolespier’, wat weer bijdraagt aan doelgericht, gezond gedrag zoals fysieke activiteit. Om ZCT op een aantrekkelijke en motiverende manier aan te bieden hebben we in het afgelopen jaar, in nauwe samenwerking met patiënten, een ZCT-app ontwikkeld: Scipp (Self-Control Intervention aPP). Het komende jaar gaan we door middel van ‘single-case experimental designs’, een relatief nieuwe onderzoeksmethode in dit veld, onderzoeken of het gebruik van deze app in combinatie met een bestaande interventie (Google Fit) leidt tot meer fysieke activiteit bij mensen met een ernstige psychiatrische stoornis. De eerste SCED duurt 49 dagen en de tweede SCED duurt tussen de 28 en 70 dagen (afhankelijk van eerste onderzoeksresultaten).

Pagina's