Overig

Haalbaarheid en acceptatie van aanvullende gepersonaliseerde digitale interventies in de behandeling van mensen met depressieve, angst en post-traumatische stressklachten

In dit onderzoek bestuderen we de ervaringen van clienten en de eerste resultaten van een behandeling bij Thubble. Deze behandeling bestaat uit een gepersonaliseerde online blended behandeling voor mensen met een angststoornis of een depressieve stoornis of een posttraumatische stressstoornis. De gebruikte methode is een case-series design.

P-DAET study: Personality Disorder Access to Effective Treatment study

INLEIDING: Richtlijnen adviseren specialistische psychotherapie voor behandeling van persoonlijkheidsstoornissen, zoals schematherapie (ST) en mentalization-based treatment (MBT); echter is hierin de vraag groter dan het aanbod. Meta-analyses laten zien dat specialistische behandelingen niet superieur zouden zijn aan generalistische behandelingen[LC1] [IW2] , waaronder de Guideline-Informed Treatment for Personality Disorders (GIT-PD). Onze vraag is of generalistische behandeling even effectief is aan specialistische behandeling gekeken naar de uitkomstmaten, en of we dan kunnen voorspellen welke behandeling werkt voor welke individuele patiënt.[LC3] 

DOEL: Het doel is om de (kosten-)effectiviteit van een generalistische benadering (GIT-PD) te vergelijken met gespecialiseerde psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen en te voorspellen voor welke individuele patient generalistische behandeling even effectief is als de specialistische behandeling als het gaat om kenmerken en ernst van de persoonlijkheidsproblematiek.  

DESIGN: Randomized Controlled Trial; uitgevoerd door meerdere behandelcentra

INTERVENTIES: 18 maanden GIT-PD of hooggespecialiseerde evidence-based psychotherapie voor ernstige persoonlijkheidsstoornissen (ST, MBT).

METINGEN: Metingen op 3, 6, 12 en18 maanden gedurende de behandeling en twee follow-up metingen na een halfjaar en één jaar. Belangrijkste uitkomstmaat: ernst van het persoonlijkheidsfunctioneren gemeten met de STiP. Ten tweede: Ernst van de symptomen, kwaliteit van leven en sociaal functioneren.

Voorspellen van no-show bij forensische poliklinieken met behulp van machine learning

Aanleiding:
The issue of patient non-attendance or tardy cancellation of appointments is a prevalent challenge for healthcare facilities (Fenger et al., 2011). These occurrences, commonly labeled as ‘no-shows’, have significant implications for financial costs, treatment progression, and patient waiting periods.

Doel onderzoek:
To determine if phone call reminders, for the group with a considerable predicted risk of no-show at the next appointment, leads to a reduction in no-show occurrences.

Centrale vraagstelling:
In order to test the model in clinical practice, the effect of the reminder phone calls was analysed using a one-sample t-test. The no-show rate in the intervention teams (two outpatient forensic locations of Transfore) during the intervention was compared with the no-show rate in the recent past.

Deelvragen:
Additionally, no-show rate in the intervention teams is compared to the no-show rate in the control group (the four other outpatient forensic locations of Transfore), using the chi square test.

just-in-time gedragsactivatie voor depressie

Depressie vormt een belangrijk probleem voor de volksgezondheid, met een stijgende prevalentie en negatieve impact op levenskwaliteit, mortaliteit en morbiditeit. Hoewel psychologische behandelingen - zoals gedragsactivatie - effectief zijn, is het maar effectief voor de helft van de deelnemers. De effectiviteit kan verbeterd worden door therapietrouw aan activiteiten tussen behandelsessies te verhogen. Veelbelovend om therapietrouw te verbeteren zijn “Just-In-Time Adaptive Interventies” (JITAIs) die ondersteuning "op het juiste moment" bieden. Tot op heden zijn JITAIs niet onderzocht bij gedragsactivatie voor depressie. Ons doel is om, in nauwe samenwerking met patiënten en therapeuten, JITAIs gericht op gedragsactivatie voor depressie te ontwikkelen en de bruikbaarheid, haalbaarheid hiervan te onderzoeken. 

Relatie tussen groen en vitaliteit medewerkers

Aanleiding:
Uit onderzoek blijkt dat natuur goed is voor mentale gezondheid. Vanuit het landelijke samenwerkingsverband Groene ggz is de hypothese dat buiten werken ook een positief effect heeft op de Vitaliteit van medewerkers in de ggz.

Doel onderzoek:
Inzicht krijgen in of (en zo ja, hoe) het gebruik van groen in en rondom GGZ-, gehandicaptenzorg en ouderenzorginstellingen kan bijdragen aan het verbeteren van de mentale en/ of fysieke gezondheid, productiviteit en werktevredenheid van medewerkers
Inzicht in hoeverre veranderingen in het gebruik van groen in en rondom GGZ-, gehandicaptenzorg en ouderenzorginstellingen samenhangen met mentale gezondheid, vitaliteit, werktevredenheid en productiviteit van medewerkers
Nagaan of medewerkers met een groenere werkomgeving minder geneigd zijn een andere baan te zoeken.
Identificeren van factoren die het gebruik van groen door medewerkers tijdens de werkdag kunnen stimuleren
Het formuleren van implementatie-strategieën voor het stimuleren van gebruik van groen door medewerkers tijdens de werkdag.

Centrale vraagstelling:
Leidt buiten werken tot een verbetering van vitaliteit van medewerkers.

Verandering in beeld (fase 2)

Transfore biedt zorg aan forensische psychiatrische patiënten. Deze patiënten hebben uiteenlopende problematieken en achtergronden en kunnen zich dwars door de behandelketen bewegen. Tevens is deze doelgroep continue aan (maatschappelijke) veranderingen onderhevig. Het leveren van effectieve en efficiënte behandeltrajecten is dan ook geen sinecure. Want hoe weet je of je de juiste behandeling biedt aan de juiste patiënt op het juiste moment? Dit vraagt om monitoring van de instromende patiëntengroep, de behandeltrajecten die zij volgen en inzicht in de effectiviteit hiervan.
Binnen dit onderzoek wordt dit in verschillende fases in kaart gebracht. Er wordt gekeken naar welke tendensen er zijn en of hier duiding aan gegeven kan worden. Deze informatie kan gebruikt worden om van te leren en te gebruiken ter verbetering van de behandeltrajecten, alsook het anticiperen op veranderingen die je als organisatie moet doorvoeren. Er wordt onderzocht hoe de forensisch psychiatrische populatie zich kenmerkt binnen Transfore, welke behandeltrajecten zij doorlopen en wat het effect ervan is. Alsook wat de kenmerken zijn van de patiënt en hoe deze samenhangen met effectieve trajecten.
Om hier antwoord op te krijgen wordt retro- en prospectief dossieronderzoek uitgevoerd. Er wordt gebruik gemaakt van data over de instroomcohorten vanaf 2015 binnen de ambulante en klinische zorg van Transfore. De looptijd van het onderzoek is 5 jaar en maakt onderdeel uit van de continue doelstelling om effectieve en efficiënte patiëntenzorg te bieden.

VR-voices

Achtergrond:
Auditieve verbale hallucinaties (AVH) - stemmen horen die anderen niet kunnen horen - komen vaak voor bij psychische aandoeningen. Voor veel mensen is AVH invaliderend en hardnekkig, ondanks medicatie. De huidige psychologische interventies laten lage tot gemiddelde effecten zien. Preliminaire studies suggereren dat een innovatieve empowerende psychologische therapie met behulp van computersimulaties die de AVH (avatars) vertegenwoordigen, effectief kan zijn voor het verminderen van de stemmenlast en de frequentie van stemmenhoren. Virtual reality (VR) heeft de potentie om deze behandeling te verbeteren.

Doel:
nderzoeken of VR-VOICES effectiever is dan de reguliere behandeling voor het behandelen van stemmenhoren in patiënten met auditoire hallucinaties.

Methode:
In dit onderzoek worden 112 mensen die minimaal 3 maanden last hebben van stemmenhoren gerandomiseerd naar VR-VOICES of de controlegroep. De VR-VOICES interventie bestaat in totaal uit  10-12 sessies (dit is inclusief de booster sessies) van 45-60 minuten individuele VR-therapie als aanvulling op de gebruikelijke behandeling. De controlegroep krijgt de reguliere behandeling. De primaire uitkomstmaat is ernst van stemmen (frequentie en last) gemeten met het Psychotic Symptom Rating Scale interview. Daarnaast wordt er gekeken naar het effect op onder andere stemmen vragenlijsten, klinische symptomen, zorggebruik, en kwaliteit van leven.

Resultaten:
​In 2023 is het onderzoek gestart, in 2026 zullen de resultaten bekend zijn.

REPAIR study: Behandelen van suïcidaliteit bij jongvolwassenen: een onderzoek naar Attachment Based Familiy Therapy

De Repair studie is een Nederlands-Belgische multicenter studie onder leiding van Claudi Bockting, Guy Bosmans en Nadia van der Spek. Met de REPAIR studie wordt onderzoek gedaan naar de (kosten)effectiviteit van Attachment Based Family Therapy (ABFT) voor ernstig suïcidale jongvolwassenen. De REPAIR studie wordt geleid vanuit het Amsterdam UMC  in samenwerking met KU Leuven  en wordt uitgevoerd in 13 instellingen in Nederland en België. Jeugd GGZ en Dimence gaan op twee locaties van Dimence (Zutphen en Twello) meedoen aan de dataverzameling. Dimence zorgt voor de inclusie en Jeugd ggz voegt systeemtherapie (ABFT) toe aan lopende behandeling vanuit Dimence.

Suïcidaliteit onder jongvolwassenen is een groot probleem. Zelfdoding is de belangrijkste doodsoorzaak onder jongvolwassenen wereldwijd. België en Nederland staan hoog in de lijst met landen waar dit probleem relatief gezien het grootst is. De impact die suïcidepogingen en zelfdoding heeft op jongvolwassenen en hun omgeving is enorm. Daarnaast brengt het ook hoge (economische) kosten  met zich mee. Ondanks de impact en het feit dat zelfdoding de belangrijkste doodsoorzaak is, is er nog weinig onderzoek naar gedaan naar de behandeling van suïcidaliteit onder jongvolwassenen. Wel is gebleken dat de huidige standaarden in het van behandelen deze jongvolwassenen middels cognitieve therapie, gedragstherapie en medicatie onvoldoende werkt. Er is ook steeds meer bewijs voor het belang van het betrekken van de omgeving en aandacht voor de (onvervulde) behoefte van (veilige) hechting en erbij horen. De WHO heeft daarom het advies uitgebracht dat de naasten meegenomen moeten worden in de behandeling van suïcidaliteit onder jongvolwassenen. Echter, zowel in België als in Nederland is er weinig bekend over de effectiviteit van gezinsgerichte behandelingen. Het programma Attachment Based Family Therapy, of ABFT en blijkt in Amerika goede resultaten te geven bij suïcidaliteit. Ook in België en Nederland, wordt deze therapie al in verschillende geestelijke gezondheidszorg voorzieningen toegepast. Er is echter nog niet onderzocht, hoe goed deze behandeling werkt specifiek bij jongvolwassenen, vergeleken met behandelingen die we al hebben en of deze behandeling meer waarde voor hetzelfde geld oplevert. In deze studie willen we, in navolging va het advies van de WHO, onderzoeken of ABFT in de praktijk beter werkt dan de bestaande behandelingen en of deze behandeling meer waarde oplevert voor hetzelfde geld, dus kosteneffectiever is.

De deelnemers zijn 138 jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar, die veel last hebben van suïcidale gedachten en die hulp krijgen in één van deze instellingen. We onderzoeken de verwachting dat, net als in Amerika, in vergelijking met de bestaande behandelingen, ABFT een groter effect zal hebben op het hebben van suïcidale gedachten en suïcidepogingen en dat dit effect stabiel zal zijn over tijd. Ook verwachten we dat ABFT meer kosteneffectief zal zijn.  De resultaten van dit onderzoek kunnen helpen de huidige klinische richtlijnen aan te scherpen en beleidsmakers te voorzien van gedegen informatie over wat werkt en wat niet en welke kosten ermee gemoeid zijn. Om zo bij te dragen aan het doel van dit project, namelijk om te onderzoeken of ABFT inderdaad de zorg voor jongvolwassenen met hoog risico op zelfdoding en hun naasten te verbetert.

Onderzoek SynQuest naar herstelschalen: psychometrische eigenschappen voor gebruik in de praktijk

In de afgelopen jaren is de visie op geestelijke gezondheidszorg (ggz) veranderd. Zorg en behandeling zijn steeds meer gericht op het bevorderen van herstel van cliënten op diverse levensgebieden  aansluitend bij de wensen van cliënten (Boevink, 2012; Jose et al., 2015). Aansluitend bij deze beweging is er vanuit de ggz behoefte aan het gebruik van betrouwbare en gevalideerde meetinstrumenten om de voortgang van het herstel van cliënten goed te kunnen meten. Een aantal vragenlijsten die het brede concept van herstel meten, zoals bijvoorbeeld de Individual Recovery Outcomes Counter (I.ROC) (Monger et al., 2013) en Integrale Herstel Schaal (IHS), worden bij instellingen in de (geestelijke) gezondheidszorg in toenemende mate gebruikt. De voortgang in het herstel op diverse levensgebieden zijn op die manier een informatiebron op persoonsniveau bij samen beslissen (Metz et al. 2023) en op groepsniveau om als team van te leren. Het doel van dit onderzoeksproject is om verzamelde data van deelnemende instellingen, met vergelijkbare doelgroepen, samen te voegen en te analyseren en hiermee diverse psychometrische kenmerken van de Nederlandse versie van de I.ROC en IHS  vast te stellen die relevant zijn voor de interpretatie en het gebruik van de I.ROC en IHS in de praktijk, zowel bij het samen beslissen over herstel met de cliënt als bij het op groepsniveau leren van de data.

Meten is weten: een pilotstudie naar de inzet van wearables ter ondersteuning van agressieregulatietherapie

Vanuit onderzoek en de klinische praktijk is toenemende behoefte aan inzicht in of, hoe en waarom wearables met biofeedback waarde toevoegen voor de behandeling van reactieve agressie in de forensische zorg. Wearables brengen fysiologische variabelen zoals hartslag en huidgeleiding in kaart. Onderzoek laat zien dat deze fysiologische waarden samenhangen met negatieve emoties zoals stress en agressie. Zo blijkt uit een onderzoek onder tbs-patiënten dat 20 minuten voorafgaand aan een agressieve uitbarsting al veranderingen zichtbaar zijn in hartslag en huidgeleiding. Een concrete implicatie voor de behandelpraktijk is dat wearables patiënten kunnenhelpen om tijdig te herkennen wanneer spanning oploopt (‘interoceptief bewustzijn’), waardoor coping vaardigheden tijdig ingezet kunnen worden. Dit geeft inzicht in factoren die tot stress en agressie leiden en verbetert zelfcontrole en emotieregulatie, leidend tot een afname van agressie. Wearables bieden patiënten nieuwe manieren om hun agressieregulatie te verbeteren zonder gesproken of geschreven taal , wat de behoefte naar meer ervaringsgerichte technologieën vervult. Zo kunnen wearables iets nieuws toevoegen aan bestaande behandelingen zoals ARopMaat. Een voordeel van wearables is dat zij continue feedback geven en de hele dag gedragen kunnen worden, waarmee het accent van de behandeling verschoven wordt van episodische behandeling naar langdurende en continue ondersteuning, ook in de thuissituatie bij ambulante behandelingen. Er is echter nog weinig bekend over hoe wearables geïntegreerd kunnen worden in agressieregulatie-behandelingen en wat dit oplevert voor patiënten.

Het huidige onderzoek is ontstaan vanuit een initiatief van Transfore en Fivoor in samenwerking met de Universiteit Twente. Binnen Transfore is een wearable-werkgroep opgestart door behandelaren zelf. Op initiatief van deze groep behandelaren van de poliklinieken van Transfore wordt geëxperimenteerd met het inzetten van wearables in ambulant aangeboden ARopMaat (agressie-regulatie op maat) behandelingen. De wearable-werkgroep is zelf gestart met een eigen, kleine pilot waarin de Garmin Vivosmart 4 wordt ingezet bij ARopMaat behandelingen. Op verzoek van hen willen we in dit project een nieuwe pilot opzetten waarin gekeken wordt naar de behoefte van patiënten en behandelaren met de inzet van wearables in ARopMaat, maar ook gekeken wordt naar de haalbaarheid en de ervaringen van de inzet van wearables binnen ARopMaat. Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van implementatiemateriaal voor het inzetten van wearables in ARopMaat en in de pilot te testen.

Pagina's