De FARE-spin is een web-based applicatie voor cliënten om aan de hand van een vragenlijst hun eigen voortgang te rapporteren, maar hiervoor heeft tot op heden nog geen usability testing plaatsgevonden. Het onderzoeksprobleem op dit moment is daarom ook dat het instrument de FARE-spin nog niet is getest op gebruiksvriendelijkheid en algemene bruikbaarheid bij de cliënten. De usability wordt in dit onderzoek opgedeeld in drie aspecten: Effectiviteit, efficiëntie en tevredenheid. Omdat er een verschil zit in het leerniveau per cliënt is het van belang dat de applicatie voor iedereen te begrijpen en zelfstandig uit te voeren is.
Het doel van dit onderzoek is het uitvoeren van usability tests op vijf poliklinische cliënten van Transfore en op basis van deze usability testing bevindingen rapporteren en aanbevelingen schrijven over mogelijke verbeteringen.
De onderzoeksvraag wordt beschreven als volgt: “Hoe ervaren de poliklinische cliënten van Transfore en De Waag het web-based instrument de FARE-spin en wat is er nog nodig om het instrument te verbeteren?”
Alle Onderzoeken & Publicaties van Bouman, Yvonne
Onderzoek
Vanuit onderzoek en de klinische praktijk is er steeds meer vraag naar inzicht over of, hoe en waarom wearables met biofeedback van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de behandeling van agressie in de forensische zorg. Binnen Transfore zijn enkele behandelaren gestart met het gebruiken van de Garmin Vivosmart 4 in hun ambulante AR op Maat groepsbehandelingen. Omdat ze inzicht willen krijgen in het patiëntperspectief, is gevraagd om onderzoek uit te voeren naar de ervaren voordelen, barrières en werkingsmechanismes volgens patiënten die de wearable gebruiken. Middels semi-gestructureerde interviews met ongeveer 20 patiënten wordt gevraagd naar de toegevoegde waarde, verbeterpunten, en eventuele verbeteringen op ‘interoceptive awareness,’ ‘regulatory emotional self-efficacy’ en zelfcontrole. Deze exploratieve interviewstudie heeft als doel om concrete aanknopings- en verbeterpunten te leveren voor de behandelpraktijk. Daarnaast zal het eerste inzichten leveren in mogelijke werkingsmechanismen van wearables.
Purpose: Intimate partner violence (IPV) is a common problem with severe consequences for perpetrators, their families, and society. IPV perpetrators are a heterogeneous group of which family-only (FO) perpetrators constitute the largest subgroup. Previous research suggests that FO perpetrators have a different risk profile than other subgroups, implying that they may require different treatment programs. Most studies have focused on static and stable risk factors; however, acute dynamic risk factors (ADRFs) – i.e., factors that constitute an immediate risk for offending behavior and can rapidly change over hours, days, or weeks – help to explain offending behavior. This study explored ADRFs for FO perpetration according to therapists to improve our understanding of FO perpetration, which could help in intervention planning for this group.
Methods: Ten semi-structured interviews were conducted with therapists in a community setting. Each interview included one FO case. Data were analyzed using a combination of inductive and deductive thematic analysis.
Results: ADRFs were categorized into personal and situational factors. Six ADRFs for FO perpetration were identified: mental exhaustion, perceived cheating/abandonment, psychological hurt, uncertainty, feelings of inadequacy, and intoxication. According to therapists, the dyadic relationship between the perpetrator and their partner plays an important role. Additionally, ADRFs were found to be often interconnected with each other and with static and stable risk factors.
Conclusions: This exploratory study revealed which types of ADRFs might play a role in FO perpetration. Future research should focus on the interrelationships between ADRFs and their relation to static and stable dynamic risk factors.
Dit onderzoek is deel van een groter project (‘Een sprong in het diepe’) waarin we de werkzaamheid en implementeerbaarheid van de interventie DEEP in de klinische forensische psychiatrie onderzoeken. DEEP is een ‘applied game’ gebaseerd op wetenschappelijke kennis over angst- en stressregulatie. Door middel van gepersonaliseerde, op ademhaling gebaseerde biofeedback biedt DEEP gebruikers een meeslepende onderwaterwereld in VR waarin ze ontspanningsvaardigheden kunnen trainen. Deze interventie lijkt door de ervaringsgerichte aanpak goed te passen bij de forensische zorg, maar er is behoefte aan meer onderzoek naar evaluatie en implementatie van dit soort ‘experiëntiële’ interventies. In dit eerste kwalitatieve deelonderzoek gaan we door middel van vijf focusgroepen met in totaal ongeveer 25 zorgverleners van twee organisaties (Transfore en GGzE) en interviews met ongeveer tien forensisch psychiatrische patiënten op zoek naar de ervaren toegevoegde waarde en implementatievoorwaarden voor DEEP. We beantwoorden daarmee de volgende onderzoeksvragen:
Welke toegevoegde waarde (values) moet DEEP hebben voor de patiënt, zorgverlener en forensische instellingen volgens deze stakeholders?
Op welke manier kan DEEP worden gebruikt in de FPK’s en FPA’s volgens patiënten, zorgverleners, managers en de commerciële partners?
In de semigestructureerde interviews en focusgroepen wordt gebruik gemaakt van een interviewschema. Allereerst zullen participanten DEEP zelf ervaren, waarna gevraagd zal worden naar mogelijke voordelen en barrières. Daarna zullen de implementatievoorwaarden uitgevraagd worden, gericht op wensen en behoeftes van de patiënt, benodigdheden van de zorgverleners, activiteiten vanuit de organisatie en eigenschappen van DEEP zelf.
Binnen polikliniek De Tender van Transfore geven wij onder andere behandelingen aan mensen met een LVB en agressieproblematiek. Op het moment draaien daarvoor twee verschillende groepsbehandelingen die onderdeel uitmaken van ons regulier zorgaanbod (www.transfore.nl).
De ene groep heet de Grip Op Agressie (GOA) en de andere groep heet AR op Maat plus. Beide methoden zijn ontwikkeld in het kader van Kwaliteit Forensische Zorg (www.kfz.nl). Beide groepsbehandelingen zijn door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie officieel erkend als behandelprogramma voor mensen met een LVB en agressief (delict)gedrag (https://www.justitieleinterventies.nl). Onduidelijk is welke behandelvorm voor welke (specifieke) groep het meest effectief en efficiënt is. GOA is van de grond af opgebouwd als een interventie specifiek voor LVB patiënten, terwijl AR op Maat Plus een doorontwikkeling is van een behandelinterventie bij jong volwassenen (zie o.a. Hoogsteder et al, 2020). Om hier enig zicht op te krijgen willen we deze behandelvormen exploratief vergelijken waarbij we gebruik zullen maken van gegevens die onderdeel zijn van treatment as usual (TAU), zoals risicotaxatie. Ook willen we de subjectieve beoordeling van de ontwikkeling van de patiënt door de behandelaar meenemen in de vergelijking. De centrale onderzoeksvragen zijn: In hoeverre is er sprake van een verschil in de vermindering van recidiverisico, gemeten met de FARE en de DROS 2.0, tussen de behandeling met GOA en met AR op Maat plus? En: In hoeverre is er sprake van verschil in de beoordeling van de behandeling door de behandelaren, gemeten met de Therapist Satisfaction Index (TSI, Chorpita et al., 2015), tussen de behandeling met GOA en met AR op maat plus?
Er komt een moment in de behandeling van forensisch psychiatrisch patiënten dat ze met (onbegeleid) verlof mogen. Om patiënten te ondersteunen met hun verlofdoelen tijdens hun verloven is in samenwerking met GGZ Noord-Holland Noord en Minddistrict de VerlofHulp app ontwikkeld als call van KFZ. Na een kleine pilot in 2017 is de app aangepast naar versie 2.0. Het doel van dit onderzoek in opdracht van KFZ is om middels een pilot bij verschillende organisaties de Verlofhulp 2.0 te evalueren op patiënt-, behandelaar- en organisatieniveau, indien noodzakelijk te optimaliseren en bredere implementatie voor te bereiden. De focus ligt op usability en feasibility.
Sensory processing difficulties can be associated with a wide range of symptomatology (Ben-Avi, Almagor & Engel-Yeger, 2012), for example aggressive behaviors. Especially within the Autism Spectrum Disorder (ASD) sensory processing difficulties and aggressive behaviors are strongly associated (Boogert et al., 2020, in prep.). Both ASD and aggressive behaviors are overrepresented in forensic mental health care institutions (Bosch, Chakhssi & Hummelen, 2020; Dickens, Picchioni & Long, 2013). Focus of the present qualitative case series is the perceived value of sensory processing diagnostics in therapies with treatment goals concerning aggressive behaviors especially inside the forensic mental healthcare sector. Therefore, a semi structured interview will be conducted with 4 therapists and each one of their patients who all report different combinations of the ASD diagnosis, sensory processing difficulties and treatment within a forensic institution. The sensory processing profile of the patients will be quantified with the Adolescent/Adult Sensory Profile (AASP; Brown & Dunn, 2002). With the Aggression - Questionnaire Short Form (AQ-SF; Bryant & Smith, 2001) and the Reactive Proactive Aggression Questionnaire (RPQ; Raine et al., 2006) we will examine the patients’ aggression. We expect that the inclusion of the sensory profiles will be perceived by both patients and therapists as valuable and helpful for the achievement of the treatment goals in the therapies.
Achtergrond:
Tijdens de GGZ-behandelingen worden betrokken hulpverleners geconfronteerd met patiënten die blijven terugvallen in hun patronen van boosheid, wrok, verwijt, teleurstelling, schuldgevoel en verdriet. Deze patronen dragen bij aan het voortijdig beëindigen van behandelingen door de patiënten. Het niet slagen van behandeling kan gezondheidsproblemen van deze kwetsbare doelgroep en zijn sociale omgeving laten toenemen, met ernstige decompensaties op meerdere levensgebieden.
In de praktijk bij Mediant GGZ ziet het behandelteam regelmatig dat deze patiëntenpopulatie verzoekt om een wisseling van hulpverlener of de behandeling beëindigt. Ook wordt in de praktijk een hoog no show gehalte bij deze patiëntenpopulatie waargenomen. Er is verminderd herstel van de patronen van de patiënt en de kans op terugval in deze gedragspatronen is groot.
Inleiding
Vanaf januari 2020 geldt de nieuwe Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) als vervanger van de huidige Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Een belangrijk doel van de nieuwe wet is het versterken van de rechtspositie van de personen met een psychische stoornis die tegen hun wil zorg krijgen. In die geest introduceert de wet het eigen plan van aanpak. Middels het eigen plan van aanpak kunnen patiënten proberen verplichte zorg via een zorgmachtiging te voorkomen.
Doel
Dit onderzoek verdiept zich in de ervaringen van patiënten en hun naasten die te maken krijgen met de nieuwe wet, specifiek gericht op het eigen plan van aanpak. De wet beoogt het versterken van de rechtspositie van deze personen en hun naasten. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of de ervaringen van de patiënten en hun naasten hierbij aansluiten en of het doel van de wet middels het eigen plan van aanpak bereikt wordt.
Aanleiding:
In april en mei 2018 zijn er bij de Tender Twente interviews met behandelaren uitgevoerd naar het gebruik van Minddistrict binnen de behandeling, met name omdat het gebruik achterblijft op de verwachtingen. Uit dit onderzoek is onder andere naar voren gekomen dat een reden hiervoor is dat Minddistricht niet in het systeem zit van behandelaren: regelmatig denken ze er niet aan of het wordt de bewuste keuze niet met de patiënt besproken. Indien het wel besproken wordt, blijkt het vaak lastig om te bepalen hoe, wanneer en welke onderwerpen met de patiënt besproken moeten worden. De scripties die op basis van dit onderzoek zijn geschreven, zijn hier te vinden: https://essay.utwente.nl/75120/ & https://essay.utwente.nl/75182/.