Opleiding

De toegevoegde waarde van Virtual Reality op het versterken van zelfcontrole en self-efficacy bij forensisch psychiatrische patiënten: CaseStudy

In het forensische werkveld wordt met interventies getracht het (zelf)regulerend vermogen van de patiënt en de veiligheid in de samenleving te vergroten. Het oefenen van nieuwe vaardigheden is hierbij van belang. In praktijk ligt de behandelkamer vaak ver af van de daadwerkelijke omgeving waarin de patiënt fungeert, terwijl het risico voor de maatschappij te groot is om te oefenen in reële situaties. Om de brug te slaan tussen de behandelkamer en de maatschappij kan gebruik worden gemaakt van Virtual Reality (VR). Patiënten kunnen in een veilige en relevante omgeving oefenen met het inzetten van gewenst gedrag in aanwezigheid van hun triggers. Door het oefenen van gedrag merk je dat je het kan en groeit de verwachting van jouw eigen vaardigheden (self-efficacy). Verwacht wordt dat het werkende mechanisme van VR is dat zelfcontrole wordt vergroot en daarnaast wordt bestendigd door self-efficacy.

Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de mate waarin VR toegevoegde waarde heeft. De onderzoeksvraag hierbij is: Leidt het toevoegen van VR aan de agressieregulatie behandeling tot een verhoging van zelfgerapporteerde zelfcontrole en self-efficacy? 

Het onderzoek is een casestudy gebaseerd op de principes van een Single Case Exeperimental Design. Zes deelnemers worden gevolgd tijdens hun agressieregulatie behandeling, waar gedurende drie weken iedere week één VR sessie wordt toegevoegd. Er wordt drie weken voor- en nagemeten rond de VR sessies. Dit wordt gedaan via dagelijkse zelfrapportagelijsten over de mate van ervaren zelfcontrole en self efficacy in de Ethica app op hun smartphone.

De ervaringen van patiënten met een bipolaire stoornis met de eerste vertaling van het meetinstrument bipolar self-efficacy scale.

In Australië hebben Smith et al. (2019) een self-efficacy meetinstrument ontwikkeld en gevalideerd, de Bipolar Self-efficacy Scale (BSES). Om de BSES in Nederland te kunnen gebruiken is er een proces gestart om een adequate Nederlandse vertaling beschikbaar te krijgen. Dit cross-cultural adaptatieproces volgt de richtlijn van Beaton et al. (2002). Dit proces is reeds in fase 5 waarin de voor-definitieve vertaling in de praktijk wordt getest. In de fase die hieraan vooraf ging is met de ontwikkelaar overleg geweest over welke concepten en bedoeling achter de items schuilen.

De kwaliteit van slapen: smartphonegebruik de stoorzender?

Aanleiding:
In de literatuur zijn enkele publicaties beschikbaar die ingaan op de relatie tussen smartphonegebruik en de kwaliteit van slapen. Er zijn echter geen publicaties beschikbaar die ingaan op ervaringsgegevens van deze relatie bij patiënten met een bipolaire stoornis en slaapproblemen. Bovendien komt de relatie smartphonegebruik en slapen niet aan bod in de gerelateerde multidisciplinaire richtlijnen. Voor een groot deel van de verpleegkundig specialisten en andere hulpverleners binnen de ggz maakt het gebrek aan informatie vanuit de literatuur en richtlijnen onduidelijk in hoeverre er aandacht zou moeten zijn voor smartphonegebruik bij patiënten met een bipolaire stoornis en slaapproblemen.

Een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van patiënten met een bipolaire stoornis met positieve psychologie interventies en de betekenis daarvan voor hun persoonlijk herstel.

Aanleiding:
Hoewel er effectonderzoek is gedaan naar de groepsbehandeling ‘Goed leven met een bipolaire stoornis’, is nog weinig bekend over hoe patiënten met een Bipolaire Stoornis (BS) positieve psychologie interventies (PPI) ervaren en welke betekenis dit heeft voor hun persoonlijk herstel.

Doelstelling:
Het onderzoek levert kennis op over hoe patiënten met een BS hebben met de positieve psychologische interventies die zijn gegeven in de groepsbehandeling ‘Goed leven met een bipolaire stoornis’ hebben ervaren en over de bijdrage die dit heeft voor hun persoonlijk herstel. Dit kwalitatieve onderzoek kan een bijdrage leveren aan het identificeren van de werkzame onderdelen van de groepsbehandeling en kan gebruikt worden om bevindingen uit het onderzoek van Kraiss (2021) beter te kunnen verklaren (Nastasi & Schensul, 2005). Bovendien kan dit onderzoek inzicht geven in de context waarin de interventies zijn gevolgd, wat gebruikt kan worden om de uitvoering van de interventies beter af te stemmen op de behoeften van de patiënt (Campbell et al., 2007).

Onderzoeksvraag:
Hoe ervaren patiënten met een bipolaire stoornis positieve psychologische interventies die zijn gegeven in de groepsbehandeling ‘Goed leven met een bipolaire stoornis’ en welke bijdrage leveren de interventies volgens deze patiënten aan hun persoonlijk herstel?

Methode:
Kwalitatief onderzoek middels semigestructureerde interviews en verwerking van de gegevens middels een thematische analyse.

Een evaluatiegesprek, samen beslissen?!

Aanleiding:
Een grote patiëntenpopulatie binnen Dimence wordt behandeld voor angst- en of stemmingsstoornissen, waarbij in de behandeling regelmatig wordt geëvalueerd. Gezamenlijke besluitvorming is een belangrijk onderdeel in de evaluatie van de behandeling. Het is echter onbekend hoe patiënten dit beleven. Ervaren zij dat ze daadwerkelijk betrokken worden bij de gezamenlijke besluitvorming en daarbij de inbreng van hen voorop staat?  

Doel:
Inzicht geven in welke belemmerende en bevorderende factoren van gezamenlijke besluitvorming worden ervaren in een evaluatiegesprek door vrijwillig, ambulant behandelde patiënten in team Angst & Stemming van Dimence. Hierdoor kunnen aanbevelingen gedaan worden die leiden tot verbetering van de kwaliteit van zorg en de therapietrouw, autonomie en tevredenheid van de patiënt bevorderen.

Onderzoeksvraag:
Welke belemmerende en bevorderende factoren van gezamenlijke besluitvorming in een evaluatiegesprek worden ervaren door vrijwillig, ambulant behandelde patiënten in team Angst & Stemming van Dimence?

Methode:
Kwalitatief onderzoek vanuit een interpretatief fenomenologisch onderzoeksdesign. Convenience sampling in de periode van 1 september 2023 t/m 31 januari 2024 in team Angst & Stemming van Dimence, Almelo, Deventer en Zwolle. Patiënten die 4 – 10 maanden in behandeling zijn en een evaluatiegesprek hebben gehad, zullen worden gevraagd door hun regiebehandelaar om deel te nemen. Er zal geprobeerd worden om 10 -15 participanten te werven, waarvan een derde mannen. Dataverzameling vindt plaats door open interviews en de methode van Colaizzi wordt gebruikt voor data-analyse. Dataverzameling en analyse zullen elkaar afwisselen totdat datasaturatie is bereikt.

The potential of CleVR to guide forensic inpatients in rehabilitating: a qualitative study.

Aanleiding:
De overgang van een klinische opname naar een poliklinische behandeling is voor sommige forensische psychiatrische patiënten te groot, vanwege verleidingen en beperkte begeleiding van gezondheidszorgprofessionals wanneer ze terugkeren in de samenleving. Dit resulteert in een grote kans op recidive tijdens en na de behandeling, wat kan leiden tot terugkeer van patiënten naar de klinieken waar ze vandaan komen. Daarnaast doen de verleidingen zich ook voor wanneer patiënten met (begeleid) verlof gaan tijdens hun verblijf in een kliniek. Dit geeft aan dat er behoefte is aan een meer geleidelijke re-integratie, zodat patiënten beter voorbereid zijn op hun terugkeer in de echte wereld. Patiënten en therapeuten hebben al een sterke intentie getoond om de VR-software CleVR te gebruiken, maar eerdere ervaringen hebben aangetoond dat succesvolle implementatie niet gegarandeerd is. Het kan daarom nodig zijn om te onderzoeken of en hoe CleVR kan worden gebruikt in forensisch psychiatrische klinieken en op welke manier dit moet worden gefaciliteerd. Door forensische gezondheidswerkers en relevante experts te interviewen, wordt informatie verzameld over (1) mogelijke verbeterpunten van de huidige zorg met betrekking tot het begeleiden van patiënten in hun re-integratie, (2) mogelijke toegevoegde waarde van CleVR om patiënten te begeleiden in hun re-integratie, (3) mogelijke barrières bij het implementeren en gebruiken van CleVR in een klinische omgeving en (4) de bijbehorende implementatiestrategieën.

Patient autonomy in mental health care: a qualitative study into the digital client portal

In de geestelijke gezondheidszorg wordt steeds meer gebruik gemaakt van digitale ondersteuning van de behandeling. Een voorbeeld hiervan is het digitaal patiëntportaal. Binnen alle divisies van Dimence Groep is er een versie van dit online platform beschikbaar. Via het digitaal patiëntportaal kunnen patiënten te alle tijde zicht krijgen op hun behandeling, door toegang te hebben tot vragenlijsten die door de behandelaar zijn klaargezet, geplande afspraken bekijken of gespreksverslagen teruglezen. Functionaliteiten als deze geven de patiënt meer regie over hun behandeling, maar in hoeverre wordt het digitaal patiënt portaal gebruikt? Sluit het wel aan bij de wensen en behoeften van de patiënt?

Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen hoe de patiënten van Dimence Groep aankijken tegen het digitaal patiëntportaal en wat hun behoeften zijn met betrekking tot autonomie in de behandeling. Hoe kan het digitaal patiëntportaal hierbij ondersteunen en wat is er nodig om dit te bereiken?

Het onderzoek bestaat uit semi-gestructureerde interviews met patiënten uit een heterogene groep (N=20) van verschillende divisies van Dimence Groep. De interviews worden getranscribeerd en gecodeerd om betekenisvolle teksten en ideeën te identificeren welke helpen antwoord te geven op de onderzoeksvragen. De interviews worden zowel op locatie als online gehouden en de participanten krijgen een kleine vergoeding voor het meewerken aan het onderzoek.

Wat zijn de verschillen op het gebied van spanningsregulatie tussen de ouderen (65+) met een depressie die behandeld worden binnen de GGZ en non klinische ouderen?

Aanleiding:
Een psychische aandoening die vaak voor komt bij ouderen is een depressie. Volgens het World Health Organization wordt er wereldwijd geschat dat 5% van de volwassenen lijdt aan deze aandoening (WHO, 2019). Bij ouderen ligt dit percentage iets hoger, 6-7 % terwijl het percentage ernstige depressie wordt geschat op 2 tot 3%. Onderzoek leert dat de wijzen van spanningsregulatie onderliggend kan zijn aan de depressie terwijl bepaalde cognitieve strategieën zoals positief kijken naar jezelf, geassocieerd zijn met een lagere mate van depressieve symptomen, terwijl andere strategieën, zoals vermijding, geassocieerd zijn met een hogere mate van depressieve symptomen. Tijdens de psychomotorische therapie wordt gewerkt vaardigheden om adequater om te gaan met spanning en wordt met de oudere gekeken naar de oorzaak van de spanning, wat voor lichaamssignalen er naar boven komen bij spanning en hoe iemand de spanning weer omlaag kan brengen. Of ouderen met ernstige depressieve klachten inderdaad een minder goede spanningsregulatie hebben dan ouderen zonder deze klachten is echter niet goed onderzocht.

VeRslaving VeRslagen. Kwalitatief onderzoek naar de ervaringen met Virtual Reality door mensen met verslavingsproblematiek.

Problematisch middelengebruik is een veelvoorkomende probleem in de samenleving. De evidence-based behandeling voor problematisch middelengebruik en verslavingsproblematiek bestaat onder andere uit cognitieve gedragstherapie (CGT). Bij CGT ligt de focus ligt op het verkrijgen van inzicht en aanleren van nieuwe copingvaardigheden en het toepassen van deze vaardigheden in de praktijk. Maar bij de meeste vormen van CGT worden deze vaardigheden geoefend in de behandelkamer, waardoor het moeilijk kan zijn om de aangeleerde vaardigheden te generaliseren. Noch is onbekend in hoeverre er rekening wordt gehouden met iemands verbale capaciteiten, inzicht en zelfreflectie. Virtual Reality (VR) biedt mogelijkheden om de context te integreren in de behandelkamer. Recente onderzoeken naar het toevoegen van VR bij problematisch middelengebruik geven echter wisselende resultaten. De opzet van dit onderzoek is dan ook om de ervaringen van het toevoegen van VR bij een CGT behandeling bij mensen met verslavingsproblematiek te onderzoeken.

Ervaringen met de ouder-baby interventie

Aanleiding:
Het onderzoek naar de ervaringen van de deelnemende ouders aan de ouder-baby interventie is geïnitieerd door Impluz. Momenteel is de erkenning van de ouder-baby interventie ouder dan 5 jaar en daarbij onder voorbehoud. Om de interventie voor de derde keer erkend te kunnen laten worden, is een procesevaluatie nodig. Vanuit de organisatie wordt er gekeken naar de ervaringen van de hulpverleners. De onderzoekers zullen zich hierbij focussen op de deelnemende ouders. 

Pagina's