Promotie

Art onderzoek

In 2016 is het Active Recovery Triad (ART) model ontwikkeld, in samenwerking met professionals van ggz instellingen, cliëntenorganisaties en (familie) ervaringsdeskundigen (van Mierlo, 2016). ART is een integraal zorgmodel voor de langdurige ggz met als doel om de kwaliteit van zorg te verbeteren en herstel te bewerkstelligen voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen die zijn gestagneerd in hun herstelproces. Het ART model combineert een Actieve rol van zorgmedewerkers, cliënten en naasten, de focus op heRstel en de samenwerking tussen de cliënt, familie en zorgmedewerkers in de Triade. Het ART model is geoperationaliseerd in de ART monitor, een modelgetrouwheidsschaal die vakinhoudelijke, organisatorische en bouwkundige kenmerken van ART in kaart kan brengen.

Tijdens een eerste onderzoekstraject, uitgevoerd van januari 2017 tot en met september 2019, waar 20 verschillende organisaties in Nederland aan hebben deelgenomen, is de implementatie van het ART model in de praktijk gevolgd en is op basis van dit onderzoek de ART monitor gevalideerd. Alhoewel het ART model landelijk veel draagvlak heeft, zijn de effecten van het model nog onduidelijk. In hoeverre hangt de implementatie van ART samen met meer herstel van cliënten, de uitstroom van cliënten naar meer zelfstandigheid en een betere kwaliteit van zorg? Deze vragen staan centraal in het vervolgonderzoek.

'Pilot Experience Sampling Method (ESM) via mobile devices’ binnen de behandeling van forensische patiënten.

Binnen de forensische behandeling is het terugdringen van het recidiverisico het primaire doel. Om dit te realiseren richt de behandeling zich op veranderbare factoren die samenhangen met recidive, de zogenoemde dynamische risicofactoren. Gewoonlijk worden deze factoren via interviews, observaties en schriftelijke registratieopdrachten in kaart gebracht en opgevolgd. Gezien tekorten in de zelfregulatie en/of de behandelmotivatie van forensische patiënten zijn schriftelijke registraties vaak onvolledig. We verwachten dat het registreren via een smartphone een grotere respons zal geven, omdat patiënten worden herinnerd aan en gestimuleerd voor het doen van hun registratieopdracht. Daarnaast kunnen de verkregen gegevens eenvoudig in grafieken weergegeven worden, wat ook ten goede zal komen aan het vergroten van de motivatie voor de registratie.

Het primaire doel van dit onderzoek is om te exploreren of het met een smartphone monitoren van gedachten, gevoelens en gedragingen met de Experience Sampling Methodology (ESM) de effectiviteit van de behandeling van forensische patiënten verbetert, doordat (1) patiënten beter in staat zijn registratieopdrachten uit te voeren wanneer dit elektronisch kan en (2) patiënten en hulpverleners meer inzicht krijgen in de aard, omvang en onderlinge samenhang van de dynamische risicofactoren door het elektronisch monitoren middels ESM. In dit kader zullen naast grafieken ook zogenoemde netwerken van onderling samenhangende dynamische risicofactoren gegenereerd en aan de patiënt en hulpverlener gepresenteerd worden.

We includeren maximaal 10 patiënten die voor forensische behandeling aangemeld zijn bij een forensische (poli)kliniek in verband met het plegen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Als onderdeel van de intake en/of het monitoren van behandelvooruitgang zal patiënten gevraagd worden -op basis van wat volgens hen belangrijke dynamische risicofactoren zijn en wat hierover vanuit wetenschappelijk onderzoek bekend is - om vijfmaal per dag risicovolle gedachten, gevoelens en gedragingen te registreren middels over de dag herhaalde ESM-metingen (via een mobiel apparaat 1 à 2 minuut invultijd). Op basis van de metingen worden afbeeldingen gegenereerd die patiënt en hulpverlener met elkaar bespreken en kunnen gebruiken om nieuwe of behandeldoelstellingen te formuleren en/of behaalde behandelresultaten te evalueren.

Oostwest Project

Aanleiding:
De huidige coronacrisis heeft een enorme invloed op de samenleving en dus ook op de GGZ. De werksituatie in de GGZ is in rap tempo aangepast aan de coronamaatregelen, zodat onder andere contact met patiënten nu grotendeels online plaatsvindt, ook wel ‘telepsychiatrie’ genoemd. Dit brengt nieuwe uitdagingen met zich mee en vraagt om aangepaste werkwijze van personeel. Het huidige onderzoek, het Oostwest Project: Online Onderzoek bij Stichting Transfore naar Werksituatie En Sensorische prikkelwerking in Teamverband, stelt zich tot doel de online-aspecten van de veranderde werksituatie en stress-gerelateerde uitkomsten in kaart te brengen. Daarnaast is dit onderzoek een vervolg op eerder onderzoek dat succesvol tot uitvoer is gebracht bij Dimence, namelijk de SPAA study, naar de relatie van sensorische prikkelverwerking en agressie.

Doel onderzoek:
Het Oostwest Project kent twee doelstellingen: het onderzoeken van de invloed van de veranderde werksituatie (met name toenemend gebruik van telepsychiatrie) op verschillende arbeidspsychologische aspecten van het werken binnen de geestelijke gezondheidszorg en het repliceren van de SPAA Study binnen een niet-klinische setting.

Development of a Manic Thought Questionnaire

Inleiding: Epidemiologische studies benadrukken de moeilijkheden van het diagnosticeren van de bipolaire stoornis (BS). Personen met een BS ervaren soms 10 jaar lang symptomen voordat een (hypo)manische episode wordt geïdentificeerd. Er zijn verschillende vragenlijsten voor het vaststellen van een (hypo)manie beschikbaar. Echter, deze vragenlijsten vertrouwen op observatie van de symptomen door een clinicus, waardoor het niet geschikt is om meer onderliggende (hypo)manische symptomen te meten. Daarbij zijn deze vragenlijsten opgesteld aan de hand van theoretische modellen, ervaring van de clinicus, of beschrijvingen van (hypo)manische symptomen in de DSM-IV. Er zijn geen vragenlijsten beschikbaar die dichter bij de ervaring van personen met een BS komen.

Doel: Het doel van dit onderzoek is om een zelfrapportage vragenlijst naar manische symptomen op te stellen en te valideren, de Manic Thought Questionnaire (MTQ).

Methode: Het is een cross-sectioneel onderzoek verdeeld in twee losse studies: Studie 1 richt zich op de ontwikkeling van de MTQ. Studie 2 richt zich op de convergente en divergente validiteit van de MTQ met andere vragenlijsten. Per studie willen we 300-500 deelnemers met een bipolaire stoornis type I includeren. Deelnemers moeten 18 jaar of ouder zijn. Wij vragen Dimence bipolair om te participeren in studie 2

Fostering social integration for people with psychosis: How to create effective collaborative working in community care and supporting housing (FOCUS-study)

Sociale inclusie van mensen met psychosegevoeligheid wonend in reguliere buurten en wijken komt nog slecht van de grond. Maatschappelijke en politieke ontwikkelingen benadrukken het belang van sociale inclusie maar vooralsnog is het nog niet gelukt om een coherent inclusief zorgnetwerk in de gemeenschap te creëren dat sociale inclusie daadwerkelijk bevordert. Dit onderzoek beoogt inzicht te verwerven in wat er nodig is om sociale inclusie te bevorderen zodat mensen met psychosegevoeligheid mee kunnen doen en erbij horen. Daarbij maakt het gebruik van een kwalitatieve onderzoeksdesign dat elementen van responsieve methodologie, participatief actie-onderzoek, observaties en narratieve analyses omvat dat uitgevoerd wordt in dialoog met stakeholders in het veld.

Het onderzoek bestaat uit twee delen (A en B), waaraan twee afzonderlijke promotieonderzoeken zijn gekoppeld. In deelstudie A ‘micro’ onderzoeken we langdurig de perspectieven van mensen met psychosegevoeligheid, en alle relevante betrokkenen op sociale inclusie en betekenisvolle samenwerkingen. In deelstudie B ‘macro en meso’ analyseren we de interorganisationele en interpersoonlijke complexiteit, gericht op bevorderende en belemmerende factoren in de samenwerking tussen organisaties die een rol spelen in de sociale inclusie van mensen met psychosegevoeligheid.

Experiential knowledge and its contribution to recovery oriented mental health care services

Het promotieonderzoek borduurt voort op een in 2017 gestart RAAK-Publiek onderzoek getiteld ‘De bijdrage van ervaringsdeskundigheid van professionals in de praktijk van zorg en welzijn1’. Een eerste kwantitatieve meting (n=1890) en kwalitatieve dataverzameling versterken de aanname dat een aanzienlijk percentage (45%) van de professionals een potentieel aan ervaringskennis heeft en een deel van hen wil dit ook wil benutten. Professionals ervaren vaak nog moeilijkheden om de beide rollen (professional én ervaringsdeskundig) te integreren en aandacht ging uit naar het persoonlijk-professionele proces. Cliënten reageren over het algemeen positief op de introductie van de ervaringsdeskundige professional. In de organisaties is echter nog veel onwetendheid over deze nieuwe rol, met name onder regiebehandelaren (psychiaters/psychologen). Doel van dit onderzoek is beter zicht te krijgen op de waarde van ervaringskennis en deskundigheid in de ggz. Vraagstelling van het onderzoek is: wat is de (toegevoegde) waarde van ervaringsdeskundigheid in de ggz? Hiertoe wordt kwalitatief onderzoek gedaan onder cliënten, hun professionals en onder leidinggevenden.

Onderzoek naar de mogelijkheid van het kunnen bieden van gepersonaliseerde zorg bij de psychologishe behandeling van patiënten met een depressie, middels gebruik van een zogenaamde Personalized-Advantage Index (PAI).

Deelonderzoek D*Phase psychotherapy study.
Doel deelonderzoek:
Het doel van dit deelonderzoek binnen de grotere d*phase studie is om beter helder krijgen of het door gebruik te maken de Personalized Advantage Index (PAI) methode, mogelijk is om een meer op het individu toegesneden vorm van indicatiestelling voor psychotherapie mogelijk te maken.
Hierbij zal apart gekeken worden, naar een PAI voor elk van verschillende gemeten uitkomsten uit de d*phase studie (depressieve klachten, kwaliteit van functioneren, ervaren welbevinden), , voor de kortere en ook de langere termijn uitkomsten (en mogelijk voor verschillende RCT’s (externe validatie)). Dit in de verwachting daarmee de mogelijkheden om persoonsgerichte zorg te bieden, te doen laten toenemen. Dit ook afhankelijk van de vraag op welk van de genoemde uitkomstdomeinen de patiënt middels psychotherapeutische behandeling, op de korte en wat langere termijn de grootste verbetering wenst te realiseren.

Voorspellingstool voor de basis-ggz

Het doel van dit initiatief is om met behulp een algoritme, dat wordt gemaakt m.b.v. Machine Learning, een voorspellingstool te ontwerpen voor de basis-ggz. Gedurende de behandeling kan de tool aangeven wie er wel/niet zal profiteren van de behandeling. Er wordt oa. gebruik gemaakt van ROM-tussenmetingen. Dit is een samenwerking van een aantal ggz-aanbieders en het Trimbos. Er worden geen data gedeeld. Onderzoekers van de ggz-aanbieders analyseren de data van hun eigen organisatie en werken gedurende een aantal maanden samen aan het ontwerpen en verbeteren van het algoritme.

Validation of a Dutch measure of adaptive behavior in people with a mild intellectual disability or borderline intellectual functioning: De Adaptieve Vragenlijst Verstandelijke Beperking (AVVB).

Sinds de komst van de DSM-5 wordt de ernst van een verstandelijke beperking (LVB) niet langer vastgesteld aan de hand van het IQ, maar aan de hand van de ernst van de problemen in het adaptieve functioneren. Voorbeelden van adaptieve vaardigheden zijn douchen, boodschappen doen, geldbeheer, omgaan met gezag en nadenken voor je handelt. Het vaststellen van een LVB dient te gebeuren met een gevalideerd meetinstrument, echter in Nederland is geen (kort) instrument beschikbaar. De Adaptieve Vragenlijst Verstandelijke Beperking (AVVB, Jonker et al., 2015) heeft goede psychometrische eigenschappen, maar dient nu genormeerd te worden. De verslavingsafdeling van Dimence wil graag meedoen met dit normeringsonderzoek dat in verschillende instellingen in het land plaatsvindt, bij verschillende groepen cliënten. Cijfers over het voorkomen van LVB in de GGZ wijzen op een prevalentie van ongeveer 30%. LVB kan een complicerende factor zijn in de behandeling. Daarnaast is het onderkennen van een LVB belangrijk met het oog op het voorkomen van terugval in verslaving / psychiatrische problemen na behandeling, bijvoorbeeld door cliënten met een LVB te verwijzen naar een beschermde woonvoorziening. Het in kaart brengen van adaptieve vaardigheden is helpend bij het vinden van een passende woonvoorziening. In het normeringsonderzoek van de AVVB worden tenminste 650 AVVB’s verzameld, inclusief aanvullende vragen naar geslacht, leeftijd, hoogste opleidingsniveau, DSM-5 classificatie, IQ, woonsituatie en indien van toepassing zorgindicatie. De AVVB wordt ingevuld door iemand die zicht heeft op het dagelijks functioneren van de cliënt, bijvoorbeeld een groepsleider.

 

Pilot-test van het ‘Fit for blended care’ instrument in de ambulante forensische ggz.

Aanleiding:
In april en mei 2018 zijn er bij de Tender Twente interviews met behandelaren uitgevoerd naar het gebruik van Minddistrict binnen de behandeling, met name omdat het gebruik achterblijft op de verwachtingen. Uit dit onderzoek is onder andere naar voren gekomen dat een reden hiervoor is dat Minddistricht niet in het systeem zit van behandelaren: regelmatig denken ze er niet aan of het wordt de bewuste keuze niet met de patiënt besproken. Indien het wel besproken wordt, blijkt het vaak lastig om te bepalen hoe, wanneer en welke onderwerpen met de patiënt besproken moeten worden. De scripties die op basis van dit onderzoek zijn geschreven, zijn hier te vinden: https://essay.utwente.nl/75120/ & https://essay.utwente.nl/75182/.

Pagina's